15 september 1965
Er komen in de gemeente Soest gemiddeld 1000 inwoners per jaar
bij. Dit betekent dat deze gemeente over ongeveer vijf jaar 35.000 in
woners zal tellen en dat het getal raadsleden wederom met twee zal moe
ten worden uitgebreid.
De wethouder DE HAAN: Neen, bij 40.000!
De heer WESTRA: Het boekje dat ik heb ingezien vermeldt het getal 35.000.
Voortgaande zegt spreker, dat men telkens voor hetzelfde probleem
komt te staan. Hij weet wel dat men in vijf jaar geen nieuw gemeentehuis
tot stand kan brengen, maar te zijner tijd zal er in Soest toch een nieuw
gemeentehuis moeten komen.
De VOORZITTER merkt op dat het in Nederland nu eenmaal ontzaglijk
moeilijk is, vergunning te verkrijgen voor de bouw van een raadhuis. Wan
neer men nagaat, hoeveel nieuwe raadhuizen er na de oorlog in Nederland
zijn gebouwd, dan zal men zien dat dat maar een schijntje is. En het is
helemaal een schijntje, wanneer men ziet hoe sommige gemeenten zich moe
ten behelpen met noodgebouwen en hoe zij hun diensten moeten onderbrengen
in door de gehele stad verspreide leegstaande huizen. Wat dit betreft is
de situatie in Soest relatief helemaal nog niet zo ongunstig.
De gemeente Soest maakt een snelle groei door en zal in de toekomst
nog sneller groeien. Spreker gelooft dat het verstandiger is, iets van
deze groei achter de rug te hebben, alvorens definitieve plannen worden
gemaakt voor een nieuw raadhuis. Anders zal men heel snel opnieuw een ver
ouderd raadhuis hebben. Bovendien is het niet helemaal reëel, zich nu al
met een nieuw raadhuis bezig te houden, omdat de kans op het verkrijgen
van een voor de bouw van een raadhuis benodigde rijksgoedkeuring op het
ogenblik voor wat Soest betreft nihil is.
Volgens de redenering van de heer Westra zou Soest nu alvast in
de rij moeten gaan staan. Datkan men wel doen, maar het is niet zo, dat
men dan ook automatisch opschuift. Er moet n.1. heel duidelijk sprake
zijn van een onmogelijke situatie, wil men de vereiste rijksgoedkeuring
voor een nieuw raadhuis verkrijgen. Werkelijk onmogelijk is de situatie
in Soest momenteel nog niet. Bovendien is het op het ogenblik toch wel
heel erg moeilijk, een programma van eisen op te stellen voor een raad
huis dat wellicht over tien jaar zal worden gebouwd. In zo'n geval is
het beter wat te wachten en eerst vijf jaar voordat met de bouw een aan
vang kan worden gemaakt met de voorbereidingen te beginnen. Het college
meent daarom dat het beter is, dat men zich in Soest voorlopig maar be
helpt. Dat behelpen zal steeds moeilijker en moeizamer worden en op een
gegeven moment zal er dan een nieuw raadhuis moeten komen. De raad zal
dan ook moeten beslissen waar dat zal komen.
De heer WESTRA constateert dat de voorzitter sombere perspectieven
schildert. De voorzitter gaat er n.1. van uit, dat men over tien of vijf
tien jaar nog altijd aan rijksgoedkeuringen zal zijn gebonden. Dat is een
heel somber vooruitzicht.
Bij zijn eerste opmerkingen over een nieuw raadhuis heeft spreker
slechts gedacht aan het maken van een ontwerp. Er zijn gemeenten in Ne
derland met een zielenaantal van rond 80.000. Het is ongeveer wel bekend,
wat voor een dergelijke gemeente nodig is. Het lijkt spreker van belang,
dat er in Soest met iets wordt gestart. Want als men nu niet start, moet
men later starten. Er gaat wel tien, twintig jaar mee heen, voordat een
nieuw raadhuis tot stand komt. Spreker hoopt niet dat men alsdan nog
rijksgoedkeuringen behoeft voor bijv. de woningbouw.
De VOORZITTER: Wanneer het allemaal wat gemakkelijker wordt, wordt
de wachttijd korter of hij vervalt helemaal. Maar op het ogenblik is er
geen kijk op dat in Soest een nieuw raadhuis kan worden gebouwd.
De heer WESTRA: Dat weet ik wel en dat is ook niet mijn bedoeling.