15 december 1965.
van dat dienstjaar.
Gezien die belangrijkheid is de toelichting bij de onder
scheidene nummers vrij summier. De bij dit voorstel behorende stukken
liggen weliswaar ter inzage, maar een wat uitvoeriger toelichting zou
toch wel wenselijk zijn.
Er komen bij voorbeeld 70 rubrieken voor met een of meer
ondernummers. Voor 18 daarvan is geen bedrag genoemd, wat bijna 26%
is
De volgnummers 401, 403 enz. op- pagina 3 betreffen het in
mindering brengen van het batig saldo op de restantschuld van de
rioolwaterzuiveringsinstallatie te Soesterberg. Spreker heeft geen
bezwaar tegen een versterkte of vervroegde afschrijving zo dat moge
lijk is, maar het gaat hier om een bedrag van bijna 120.000,--.
Het is toch wel de moeite waard om dat bedrag te vermelden.
Op pagina 5, onder volgnummer 134, 322 enz. wordt gezegd,
"dat de ramingen met geringe bedragen zijn overschreden"Spreker weet
niet op welke nummers dat betrekking heeft, maar één nummer betreft de
reiniging en een ander nummer het bosbezit. De posten daarvoor vormen
in de begroting in de regel een zeer aanmerkelijk bedrag. De rei
niging is 10% hoger. In procenten van het totale bedrag uitge
drukt is dat inderdaad niet veelmaar enige toelichting ware toch
wel gewenst.
Ten aanzien van volgnummer 816 op pagina 7 was in de begro
ting 1964 geen post opgenomen. Nu blijkt dat een bedrag van ruim
41.000,-- is uitgegeven. Dat betekent dat er een uitgave is ge
weest van 41 mille, waarmee de raad totaal onbekend was,-na bijna een
jaar krijgt hij daar mededeling van.
De aangebrachte wijzigingen keurt spreker zonder meer goed;
hij twijfelt geen moment aan de juistheid ervan. Hij wil echter nog
eens terugkomen op zijn voorstel van enkele jaren geleden, om de
raad eens per drie maanden of eens per half jaar een overzicht te ver
schaffen inzake bijzondere uitgaven. Daarin zouden ook zaken als de
ze kunnen worden gememoreerd.
De wethouder VAN DEN AREND wijst er op dat inzake volgnummer
816 wel een bedrag in de begroting is opgenomen. In 1954 is een be
langrijk bedrag uitgetrokken. Hoe groot dat bedrag precies was, kan
spreker thans niet direct nagaan.
De heer DIJKSTRA: U bedoelt waarschijnlijk 1964?
De wethouder VAN DEN AREND: Neen, 1954. Toen is ten behoe
ve van de werkzaamheden van het bureau van Embden een groot bedrag
uitgetrokken.
Spreker vervolgt dat ieder jaar van dat bedrag is afge
schreven op de gewone dienst wat de gemeente aan het bureau ver
schuldigd was. Op 21 september 1960 is daaraan toegevoegd een aan
vullend krediet groot 45.000,--. Van het eerste krediet van 1954
was toen nog 34.000,over, zodat in september 1960 in totaal een
bedrag van 79.000,beschikbaar was. Telkenjare is dat op de vol
gende begroting overgeschreven, uiteraard in mindering van het be
drag, dat de gemeente aan het bureau van Embden verschuldigd was.
Aan het eind van het jaar 1964 blijkt, dat een bedrag van
41.414,64 moet worden betaald. Dat impliceert, dat in drie jaar
tijds 79-. 000,-- is opgesoupeerd. Dat heeft het college niet kunnen
voorzien, omdat het jaarlijks verschuldigde bedrag niet kan worden
begroot.
- 169 -