20 december 1965.
Kan het college reeds iets mededelen omtrent deze plannen?
De wethouder HILHORST deelt mede, dat met de stedebouwkundige
overleg is gepleegd over het mogelijk maken van bebouwing van de - vanaf
het stadhuis gezien - rechterzijde van het Kerkpad. Voorts zal particu
liere bouw plaatsvinden achter Rasch. Wanneer de Lange Brinkweg wordt
doorgetrokken, is het de bedoeling bij de Ferd. Huycklaan een groot ge
bied speciaal voor particuliere bouw te bestemmen.
Mevrouw POLET-Musier merkt op dat de heer van Poppelen eigenlijk
twee dingen vroeg:
1. Grond voor mensen die zelf een huis willen bouwen;
2. Grond voor kleine aannemers om te bouwen.
De ervaring is dat wanneer grond wordt uitgegeven aan eigen-bouwers
- dit geldt ook voor de grond achter Rasch -, men te maken krijgt met
vrije vestiging. Gezien de schaarste aan grond, vraagt spreekster zich
af of het niet verstandiger is de grond alleen uit £e geven aan Soester
ingezetenen die graag zelf willen bouwen. Er ontstaat dan vanzelf een
markt voor de diverse aannemers, terwijl men tegelijk een te snelle
groei in een bepaalde sector tegenhoudt.
De wethouder HILHORST zegt dat hetggen mevrouw Polet wil alleen
mogelijk is, indien de grond eigendom van de gemeente is. Wanneer het een
kwestie betreft als die met betrekking tot de Ferd. Huycklaan, dan is het
gemeentebestuur in staat op de grond een bepaalde bestemming te leggen.
Ten opzichte van particuliere grond is dat echter niet mogelijk.
Mevrouw POLET-MusierU bent dus in principe wel bereid in de
door mij aangegeven richting te gaan?
De wethouder HILHORST: Volledig, maar over particuliere
grond hebben wij uiteraard geen zeggenschap.
De begroting van het woningbedrijf wordt zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
Bedrijf gemeentewerken.
De heer WESTRA merkt op dat de veerpont bij de Grote Melm aan
de overzijde van de Eem geen aansluiting geeft op een openbare weg. Daar
om begrijpt hij niet, waarom de gemeente belast is met het onderhoud van
deze veerpont, waarvan alleen enkele particulieren profiteren.
De wethouder HILHORST merkt op dat men met de kwestie van deze
pont al jaren bezig is. Het college heeft nu besloten eens precies na te
gaan op welke gronden de gemeente als onderhoudsplichtige zou moeten op
treden. Daarover is een schrijven binnengekomen. De geschiedenis van
deze pont blijkt reeds in het jaar 1200 te beginnen.' Dit gehele probleem
zal eerdaags in de betrokken commissie worden behandeld. De pont vormt
een steeds groter probleem, omdat in verband met de toenemende mechanisa
tie de aan de pont te stellen eisen steeds hoger worden. Gezien deze - ook
van de zijde van de provincie - gestelde eisen, is het zelfs niet uitge
sloten dat men de pont nogeens zal moeten vervangen door een vaste brug.
Er moet een insteekhaven worden aangelegd. Deze zaak gaat de gemeente steeds
meer geld kosten. Het is te hopen, dat in bedoeld commissoriaal overleg
een houding wordt bepaald, die tot gevolg zal hebben, dat de gemeenteniet
de volledige kosten van al deze voorzieningen moet blijven dragen. Het
resultaat hiervan moet even worden afgewacht.
De heer WESTRA vraagt of het niet mogelijk is, ten aanzien van
de eigenaars van landerijen die belang hebben bij deze pont, een soort
van baatbelasting in het leven te roepen.
De wethouder HILHORST zegt dat zou moeten worden onderzocht of
dit juridisch mogelijk is. Als niet juridisch kan worden aangetoond, dat
deze belanghebbenden een gedeelte van de kosten dienen te betalen, dan
geven zij "niet thuis". Het betreft hier een groot probleem, dat de gemeente
- 208 -