15 juni 1966. De heer ELBERTSE betreurt het dat de brief van de minister van binnenlandse zaken over de beperkte wijze waarop de gemeenten van finan cieringsmiddelen kunnen worden voorzien, niet gelijktijdig met het onder havige schrijven van gedeputeerde staten ter inzage heeft gelegen, aan gezien die hierbij mooi aansluit. Over de beperking van de financierings middelen heeft wel het een en ander in de krant gestaan en ook heeft men hierover wel het een en ander vernomen in de financiële commissie, doch spreker zou het op prijs stellen indien het college eens op korte termijn een overzicht gaf van de nieuwe gang van zaken sedert 1 januari j.1. en de eventuele gevolgen daarvan voor de gemeente Soest. Hij gelooft dat men dan automatisch komt bij hetgeen de heer De Bruin vraagt: een staat waarin de urgentie wordt bepaald van de werkzaamheden die met het weinige geld dat zou kunnen worden aangetrokken, zouden kunnen worden uitgevoerd. De wethouder HILHORST zegt dat de gevraagde urgentiestaatdie ongeveer gereed is, de raad in de volgende vergadering zal worden voorge legd, doch dat hiervan niet ontzettend veel moet worden verwacht. Spreker neemt aan dat de raad tijdens de begrotingsbehandeling geen voorstel heeft aanvaard of geen suggestie heeft gedaan als hij niet overtuigd was van de urgentie van de uitvoering daarvan, maar hij meent dat het heel goed moge lijk is dat in de loop van het jaar blijkt, dat het één wat urgenter is dan het ander. De urgentiestaat zal nog wel enkele malen worden gewijzigd, ook nadat hij aan de raad zal zijn voorgelegd. De begroting van de gemeente Soest voor het dienstjaar 1966 is nu wel goedgekeurd, doch dat betekent echt niet, dat voor wat de uitvoering betreft, men nu maar zijn gang kan gaan. Voor elk onderdeel dat straks voor uitvoering in aanmerking komt, zullen de financieringsmiddelen aanwe zig moeten zijn. Daarvoor zullen leningen moeten worden gesloten, maar de praktijk wijst uit dat het aantrekken van kapitaal op het ogenblik ont zettend moeilijk is.' Het college heeft gelukkig een lening kunnen afsluiten - die een toevallige lening kan worden genoemd - en met de desbetreffende gelden kunnen bepaalde besluiten die de raad al heel lang geleden heeft genomen, worden gerealiseerd. Dat zijn echter geheel andere besluiten dan die ten aanzien waarvan het te dientijde de bedoeling was tot realisering over te gaan. Spreker wil hiermede maar zeggen dat als de kapitaalvoorziening blijft zoals zij nu is, inderdaad het allerurgentste een keer aan de beurt zal komen, doch dat dat aller-urgentste misschien iets zal zijn ten aanzien waarvan pas in een volgende raadsvergadering een besluit wordt genomen. Zo is ook in de^irgent ie staat die nu vrijwel gereed is een aantal super urgente onderdelen opgenomen, waarvan er een pas in de vorige raadsverga dering is behandeld. Spreker hoopt dat men niet verwacht, dat het college een urgentielijst kan opstellen waaruit de volgorde van uitvoering kan worden opgediept De wethouder VAN DEN AREND gelooft niet dat het noodzakelijk is om naar aanleiding van de opmerkingen van de heer De Bruin uitvoerig in te gaan op de financiële moeilijkheden waarin de gemeenten verkeren, aangezien z.i. het uitvoerige desbetreffende betoog dat de voorzitter in de vorige raadsvergadering heeft gegeven wel voldoende is. De door de heer De Bruin bedoelde uitgave van 142.000,ten behoeve van de aanschaf van twee brandwagens (een wagen met een hogedruk- nevelspuit ad 97.000,en een manschapswagen van 45.000,is bij de begroting wel degelijk door de raad goedgekeurd. Deze aanschaf kan ech ter niet worden gerealiseerd wanneer de desbetreffende financieringsmid delen niet aanwezig zijn. De begrotingen zijn goedgekeurd, met uitzondering van deze aanschaf. Gedeputeerde staten gaan wel akkoord met deze aanschaf, mits de gemeente Soest hiervoor financieringsmiddelen kan aantrekken. 115

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 116