13 juli 1966. De heer ORANJE: Ik zal in ieder geval stemming vragen. De heer DIJKSTRA zegt dat hij het tamelijk moeilijk heeft ge had met deze kwestie, omdat hieraan veel vastzit en heel verschillend wordt gedacht over de normen die tenslotte bepalend zijn voor de beslissing. Natuurlijk kan men zich met betrekking tot deze kwestie beperken tot het strikt doelmatige: het belang van het publiek. Spreker twijfelt er niet aan, dat er op mooie zondagen des morgens om 9.00 uur al mensen voor de ingang van het Soester Natuurbad staan te dringen. Op grond van dat feit zou men kunnen oordelen: Hier is het gerief van het publiek in het geding en als de instelling voldoende personeel kan opbrengen, dan moeten wij besluiten tot vroegere openstelling, tot openstelling om 10.00 uur, om 9.00 uur of desnoods om 7.00 uur. Spreker dacht echter dat hierbij meer in het geding is. Hij denkt dan in de eerste plaats aan de grondwet, die vrijheid van gods dienst garandeert voor alle ingezetenen, alsmede aan de vele bepalingen van wetgeving die betrekking hebben op kerken en op de godsdienst in het algemeen. De Zondagswet, die pas is veranderd, neemt de kerken in bescher ming, stelt de mogelijkheid open om de helpende hand te bieden en stelt ook de lagere overheid in staat om wanneer dat noodzakelijk is een verdere ver fijning van maatregelen te treffen. Ook zij in dit verband niet te ver geten de Wet subsidie kerkbouw. Hetgeen de Grondwet en andere wetten zeggen steunt naar sprekers mening op twee grondbeginselen: de volstrekte vrijheid van godsdienst en de volstrekte vrijheid van de inwoners om naar hun eigen geloof hun godsdienstige plichten waar te nemen en uit te oefenen. Maar in de desbe treffende wetsbepalingen liggen ook heel duidelijk opgesloten respect en eerbied van de wetgever voor de godsdienst, met name voor de christelijke godsdienst, waaraan in de eerste plaats wordt gedacht, al laten de bepalin gen zeker ruimte voor de islam en voor alle andere kerkgenootschappen die in Nederland kerkgebouwen hebben gesticht. Naar sprekers mening moet worden verondersteld, dat eerbied en respect voor de godsdienst ten grond slag liggen aan elk handelen van de overheid. Het is daarom, dat hij geen bevrediging kan vinden in het alleen maar utilitair bekijken van de onder havige kwestie. Hij dacht dat voor elke christen voorop staat dat de zondag niet alleen een.rustdag is, maar in de eerste plaats de dag waarop men God eer bewijst, God dankt, schuld belijdt en mag hopen op de genade die wordt verkondigd. Het respect en de eerbied voor het primaire karakter van de godsdienst doen hem, consequent doordenkende, afwijzen* alle beslui ten en handelingen van de overheid die nog verder versterken de tendens om zich te verwijderen van de geboden van de bijbel en van het evangelie in het bijzonder. Uitsluitend uit eerbied en respect voor het karakter van de zondag is spreker tegen vervroeging van het openstellen van het Soester Natuurbad. Hij merkt hierbij op dat zijn besluit geenszins voortkomt uit on verdraagzaamheid en dat hij ten volle respecteert andere inzichten die anderen, ook christenen hebben met betrekking tot deze materie, waarover zeer verschillend wordt gedacht, ook in de kerken die er vandaag de dag zijn en in de confessionele politieke partijen, Hij wil anderen ook bepaald niet opdringen of suggereren dat zij zich irtoeten bnthouden van sport en spel. Hij neemt daaraan zelf deel, na de vervulling van zijn godsdienstige plich ten. Wanneer over het vervroegen van het openingsuur van het Soester Natuurbad een stemming zal worden gehouden - waarvan spreker voorstander is -, dan zal hij tegenstemmen. De VOORZITTER zegt als antwoord op de opmerking van de heer Oranje dat het college wel in overweging geeft een beslissing te nemen, doch daar bij niet zegt, in welke zin die beslissing moet vallen, dat het standpunt van het college natuurlijk wel tot uitdrukking komt in het feit dat het col- - 147 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 148