19 januari 1966.
mede dat bij alle door de heer Oranje genoemde besluiten een begro
tingswijziging behoort en verzoekt de raad, bij het nemen van deze be
sluiten ook de daarbij behorende begrotingswijzigingen vast te stellen.
De heer DE BRUIN zegt dat hij volledig accoord gaat met de
voorgestelde aankoop. Spreker gelooft dat de situatie, die men via deze
aankoop wenst te verbeteren, inderdaad dringend verbetering behoeft. Ge
zien de bij de ter inzage gelegde stukken gevoegde tekening, vraagt spre
ker zich evenwel af of de met dit voorstel beoogde wijziging op een uit
breidingsplan of een gewijzigd uitbreidingsplan berust. Nu ligt het in
het voornemen, de in dit voorstel genoemde gebouwen af te breken, maar
uit de notulen van de raadsvergadering van februari 1962 blijkt, dat
het college in openbare raadsvergadering heeft verklaard, dat de Dalweg
een vorkvormige splitsing zou krijgen en dat de twee in het onderhavige
voorstel genoemde gebouwen tussen de twee delen van die splitsing zouden
blijven bestaan.
De VOORZITTER zegt dat dit indertijd inderdaad de bedoeling
is geweest, doch dat het college tot andere gedachten is gekomen in ver
band met de doortrekking van de Dalweg tot.de Lange Brinkweg. Voor zover
spreker zich kan herinneren, heeft men zich bij de vorkvormige splitsing,
waarbij de in dit voorstel genoemde huizen op een soort van verkeers-
eiland zouden blijven staan, niet zozeer de consequenties van de door
trekking van de Dalvregals belangrijke weg naar de Lange Brinkweg ge
realiseerd. Zou men bij deze doortrekking de vorkvormige splitsing hand
haven, dan zou er een bajonet ontstaan; dan zou het verkeer dat van de
Eng komt eerst naar links, de Steenhoffstraat in moeten en vervolgens,
om zijn weg naar beneden te kunnen voortzetten, weer naar rechts. Om dit
te voorkomen is de oplossing gekozen waarbij de in dit voorstel genoemde
panden worden afgebroken. Deze oplossing wordt door het college beter ge
acht. Bij de eerder gedachte oplossing zou eer boerderij moeten worden
aangekocht. Dat is nu niet nodig. Wat de aankopen betreft is er dus spra
ke van een verschuiving en verkeerstechnisch is er sprake van een veel
betere oplossing dan de oorspronkelijke.
De heer HOM vraagt hoe het momenteel staat met de plannen ten
aanzien van de openbare leeszaal en bibliotheek. Hier hoort men niets meer
van. Spreker vraagt zich af of er reeds een bestek-klaar plan is.
De wethouder DE HAAN zegt dat een van de twee in de Stichting
openbare leeszaal en bibliotheek deelnemende verengingen iets te lang
werk heeft gehad met de formele afwikkeling. Zolang die vereniging zich
niet accocrd had verklaard met de door de raad vastgestelde statuten,
was het bijzonder voorbarig zekere voorbereidende handelingen te plegen.
Dit heeft ertoe geleid, dat pas sedert kort de voorbereiding van het
plan voor de vestiging van de openbare leeszaal en bibliotheek op gang
is gekomen. Het is jammer dat bedoelde vereniging, door intern overleg
en misschien ook wel door een zekere mate van afwachten, te lang heeft
gewacht met wat zij kennelijk toch wel van plan was. Getracht zal worden
de hierdoor ontstane vertraging zoveel mogelijk ongedaan te maken. Hier
bij kan volledig worden gerekend op de medewerking van de Centrale
Vereniging en de Rijksinspectie.
De heer HOM meent dat toen de raad de statuten van de stichting
vaststelde, alle betrokken partijen het eens waren. Uit de opmerkingen
van de wethouder lè^dt hij nu af, dat de zaak nog niet rond was. Hij
vindt dit vreemd en betreurt dit.
De wethouder DE HAAN merkt op dat de beide betrokken verenigin
gen zich accoord hadden verklaard met de concept-statuten. Bij de be
handeling van de concept-statuten in de raad zijn daarin echter enige
wijzigingen aangebracht. In zo'n geval is het gebruikelijk, bij het ter
kennis geven van het definitieve raadsbesluit aan de betrokken verenigingen