19 oktober 1966. De wethouder HILHORST: U wilt dus om deze mensen te helpen, de hele woningbouw een tijdje stopzetten? De heer DE GROOT: Dat kan misschien voor wat een bepaald onderdeel betreft De wethouder DE HAAN: Dan worden die woningen niet afgebroken. De wethouder HILHORST: Die woningen worden niet afgebroken, ten zij er op de desbetreffende grond woningbouw of wegaanleg plaats heeft. U heeft toch niet beleefd, dat er in het Soesterveen een woning is afgebroken terwijl dat niet beslist noodzakelijk was? Wij zitten met de weg al tegen dit huis aan. Wij wachten op een mogelijkheid dat de bewoner elders een woning betrekt. Dat moet spoedig gebeuren, anders wordt de wegaanleg gestag neerd. Dan treedt er ook stagnatie op ten aanzien van de woningbouw aldaar en dan wordt deze lijst nog veel langer. De VOORZITTER merkt op dat de woningen in het Soesterveen die worden ontruimd, tot het allerlaatste moment, totdat zij inderdaad weg moe ten, tijdelijk weer worden aangewend voor het onderdak brengen van mensen die uit hun huizen moeten. Op het ogenblik staan nog acht of negen uitzet tingen door de kantonrechter te wachten. De betrokkenen komen allen binnen een paar maanden op straat te staan. Zolang deze mensen nog niet een dak boven het hoofd hebben, zij het ook een heel schamel of zeer brandbaar dak, is het onmogelijk om anderen, die wel een dak, zij het een slecht dak, bo ven het hoofd hebben, met eventueel vrijkomende woonruimte te helpen, omdat dan degenen die onherroepelijk op straat komen te staan, onmogelijk kunnen worden geholpen. Dit is een harde zaak; er is nu eenmaal nood en daarbij behoren maatregelen die anders zouden worden genomen. Men kan met een evai- tueel vrijkomende woning maar één gezin helpen. Wanneer men daarmede een gezin helpt dat in een onbewoonbaar verklaarde woning woont, dan dupeert men op onverantwoordelijke wijze een gezin wat buiten zijn schuld door de kantonrechter op straat wordt gezet. Het rieten dak van de woning Sterrenbergweg 40 is natuurlijk niet ineens brandbaar geworden. Dat is natuurlijk altijd al heel brandbaar ge weest. Ten aanzien daarvan zal voorzichtigheid moeten worden betracht. De heer DE GROOT merkt op dat het college het advies van de gemeentearts en van de directeur van gemeentewerken heeft gevraagd en dat deze deskundigen vervolgens hebben geadviseerd, de ontruimingstermijn van de onbewoonbaar verklaardewonirgen Sterrenbergweg 40 en Bakkersweg 6 niet te verlengen. Het college gaat nu echter lijnrecht tegen dat advies in. Spre ker vindt dat onlogisch. Hij vraagt zich af waarom men advies vraagt als men zich er toch niet aan houdt. Wanneer de raad met betrekking tot deze woningen besluit overeenkomstig het voorstel van het college, dan is de raad direct verantwoordelijk als er ongelukken gebeuren. De VOORZITTER zegt dat de heer de Groot op het ogenblik maar één heel klein aspect van de woningnood bekijkt, waar de heer de Groot nu door het onderhavige voorstel toevallig met de neus op wordt gedrukt. De wo ningnood is oneindig veel breder en er zijn ontzaglijk veel meer mensen bij betrokken; misschien niet omdat zij in een onbewoonbaar verklaarde wo ning wonen, maar omdat zij anderszins in even slechte of nog slechtere woon omstandigheden verkeren. Hiervoor is niet het gemeentebestuur verantwoorde lijk, hiervoor is de woningnood verantwoordelijk. Het college en de raad hebben hun uiterste best gedaan om zo spoedig mogelijk tot een groot aantal woningen te komen. Spreker herinnert eraan dat hij vanavond heeft medegedeeld, dat de bouwstroom in het Soesterveen op gang komt. Het is natuurlijk onmoge lijk gevolg te geven aan de suggestie van de heer de Groot om die bouwstroom voor wat bepaalde onderdelen betreft om te buigen of ergens te laten ophou den. Zou aan die suggestie gevolg worden gegeven, dan zou dat alleen maar betekenen dat de woningnood nog minder snel zou worden gelenigd. Mevrouw POLET-Musier merkt op dat de collega's van de heer de Groot - 200 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 201