16 november 1966 blijken dan ook geen enkel bezwaar tegen vestiging van deze benzine-instal- latie te hebben. Zij zouden de oprichting van de installatie juist toejui chen Deze zaak heeft nog een geheel ander aspect. De heer Klomp ver zorgt namelijk het ziekenvervoer voor de vereniging "Eerste hulp bij onge lukken". Hij doet het op voortreffelijke wijze en tot ieders volle tevre denheid. Hij staat dag en nacht klaar. Een en ander geschiedt tegen een zeer redelijk^tariefZou dit werk door de gemeente moeten gebeuren, dan zou het een veelheid kosten van hetgeen het nu kost. De heer Klomp heeft op het ogenblik echter geen voldoende bestaansmogelijkheid. Het zou voor deze man een uitkomst zijn, wanneer hij door het exploiteren van een ben- zine-verkooppunt zijn bestaansbasis enigermate zou kunnen verbreden. Spre ker acht het daarom alleszins billijk om over de tegen inwilliging van het onderhavige verzoek bestaande kleine bezwaren heen te stappen met het oog op de daaraan verbonden grote voordelen, ook voor de gemeenschap. Hij stelt daarom voor de aanvrage in te willigen. De wethouder HILHORST constateert dat de heer de Groot meent te moeten terugkomen op het met algemene stemmen genomen besluit van de com missie grondbedrijf en uitbreidingsplan. Het college stelt stoor de aanvrage om de volgende reden te weigeren. Het is niet de eerste keer, dat met be trekking tot het onderhavige perceel een aanvrage wordt gedaan om een ben zinestation te mogen stichten. Ook ten tijde van het indienen van de vorige aanvrage lag er geen bedrijfsbestemming op dit perceel. Wat dat betreft is dus niets veranderd. Wanneer de heer de Groot de situatie ter plaatse goed in ogenschouw heeft genomen, dan kan hij niet anders dan geconstateerd hebben, dat een benzinestation daar verkeerstechnisch niet op zijn plaats zou zijn. Inder tijd zijn in de raad aan de orde geweest de geweldige verkeerstechnische bezwaren tegen het plaatsen van benzinepompen op zodanige wijze, dat het normale verkeer niet meer volledig gebruik kan maken van het fiets- en wandelpad. Zoëven heeft spreker nog geconstateerd, dat men bij de "witte pompen" op de rijksweg bezig was benzine te lossen. Dat had tot ge volg, dat het fietspad volledig was bezet door een grote vrachtwagen, zo dat brommers en fietsers gedwongen waren over de rijksweg zelf te rijden. Zou de onderhavige aanvrage worden ingewilligd, dan zou dat heel inconsequent zijn ten opzichte van de vorige aanvrager. Die heeft ook niet anders gevraagd dan twee kleine pompjes. Dat heeft de raad afgewezen. Spreker doet in niemand onder in waardering voor hetgeen met betrekking tot het ziekenvervoer niet alleen door de heer Klómp maar door alle leden van de vereniging "Eerste hulp bij ongelukken" wordt verricht. Men mag echter op grond van een dergelijk sociaal element nooit dingen gaan toestaan, die niet in overeenstemming zijn met het belang van de gemeenschap. Spreker gelooft dan ook dat het niet juist is, het argument "ziekenvervoer" te gebruiken om de gevraagde ontheffing te verlenen. In de betrokken omgeving is bovendien in het geheel geen behoef te aan deze benzinepomp. Er is een groot benzinestation op een steenworp afstand van de plaats waar de heer de Groot het over heeft. De heer DE GROOT kan z^ch voorstellen dat de heer Hilhorst bezwaar heeft tegen een situatie als bij ^witte pompen". Een dergelijke situatie is op de Noorderweg echter ondenkbaar. In de eerste plaats is daar geen rijwielpad, zodat een benzinetankwagen er onmogelijk op het rijwielpad zou kunnen staan. Bovendien zijn de verkeersintensiteit van de Noorderweg en die van de Rijksstraatweg onvergelijkbaar. De heer Hilhorst heeft gezegd dat in de betrokken omgeving vol strekt geen behoefte is aan een benzinepomp. Zou hij echter met de bewoners van de Noorderweg en omgeving gaan praten, dan zou hem blijken dat die be- - 212 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 213