16 november 1966. a. dat een schade-uitkering aan de gemeente ten goede komt; b. dat eventuele rechten door de heer Kreekel niet verslonsd worden. Het moet niet mogelijk zijn, dat wanneer voor de schadevergoeding ge procedeerd dient te worden, de heer Kreekel kan zeggen: Ik begin daar niet aan; ik krijg die 325.000,toch wel. De heer DIJKSTRA vraagt aandacht voor de vraag, of de betrokkene zich voldoende verzekerd heeft. Deze kan ook onderverzekerd zijn. Dan wordt er te weinig schadevergoeding uitbetaald. De gemeente mag daarvan niet het slachtoffer worden. De VOORZITTER: Dat moet inderdaad goed worden bekeken. De wethouder HILHORST: Wanneer de opstallen met inbegrip van de fundering 'verbranden, zou dat nog wel eens een voordeel voor de gemeente kunnen betekenen.' Het door de heer Dijkstra bedoelde punt zal echter in derdaad nader moeten worden bekeken. Het door de heer Hom bedoelde stukje grond is geen eigendom van de gemeente Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. ,252 Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit De heer DE BRUIN vraagt of er overwegend bezwaar tegen bestaat om dit nagekomen voorstel een maand uit te stellen. De bij dit voorstel behorende kaart zou hij namelijk gaarne willen zien. De heer DIJKSTRA ondersteunt de opmerking van de heer de Bruin. De VOORZITTER zegt dat dit besluit geen maand uitstel kan lijden. De wethouder DE HAAN: Wij zijn aan een termijn gebonden. Wan neer dit voorstel thans niet wordt aangenomen, ontstaat er een vacuüm. De VOORZITTER schorst gedurende enige ogenblikken de vergadering, ten einde de raadsleden in de gelegenheid te stellen de door de heer de Bruin bedoelde kaart te bestuderen. (Tijdens deze schorsing deelt de VOORZITTER mede dat het gemeen tebestuur slechts over zeer weinig exemplaren beschikt van het z.g. C0M-rapport- naar welk rapport wordt verwezen in het aan de raads leden gezonden winkelrapport -, waardoor het C0M-rapport niet aan de raadsleden kan worden toegezonden. Er ligt echter één exemplaar van dit rapport op het raadhuis ter inzage voor de raadsleden. Na hervatting der vergadering merkt de heer DE BRUIN op, dat het college zegt dat deze zaak geen uitstel kan lijden. Hij neemt echter aan dat het college tijdig genoeg wist, dat het onderhavige besluit moest worden genomen. Zijns inziens had dit voorstel dan ook kunnen staan op de op 9 november gedateerde raadsagenda. In het ontwerp-besluit staat: "overwegende dat een besluit als bedoeld in artikel 21, le lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dient te worden genomen....". Kan het college mededelen, wat dit artikel 21, le lid, inhoudt? De VOORZITTER deelt mede dat in artikel 21, le lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid wordt geschapen om een uit breidingsplan of een gedeelte van een uitbreidingsplan in voorbereiding te verklaren. Dat wil eigenlijk zeggen, dat de mogelijkheid tot bebouwing in het desbetreffende gebied wordt geblokkeerd. Het betreft hier een be sluit, dat de raad ieder jaar neemt. Ieder jaar vinden de raadsleden het op hun tafel liggen. De wethouder HILHORST: En dat heeft nooit narigheid opgeleverd. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hierna sluit de VOORZITTER, te 22.00 uur, de vergadering, waarna de raad nog gedurende enige tijd in besloten zitting bijeen-blijft - 221 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 222