15 december 1966.
met een bezuiniging voor het Soesterveen van 250.000,voor Molenschot
van 150.000,en voor de 96 woningen op de Eng van 24.000,Het mi
nisterie gaat dus akkoord met bepaalde bedragen, maar desondanks moet er,
als de vergunningen worden verleend, extra bezuinigd worden. Dan moet de
gemeente opnieuw gaan bezuinigen op de uitvoering. Verschillende maatrege
len kunnen worden uitgedokterd, die echter allen ten koste van de leefbaar
heid gaan en die later tot gevolg zullen hebben, dat de onderhoudskosten
hoger worden. Wil Soest echter bouwen, dan zal men de handelwijze van het
ministerie moeten accepteren. Als er iets "ziek" is, dan is dat niet de
gemeente, maar het ministerie van volkshuisvesting en wederopbouw.
De heer ELBERTSE is het volledig eens met hetgeen de wethouder
heeft gezegd. De gemeente zal inderdaad bij het ministerie moeten proteste
ren tegen deze werkwijze. Op deze manier kan men eigenlijk niet werken,
zeker niet wat woningbouw betreft. Het protest mag niet al te lang uit
blijven, omdat in de nieuwe woningwet een bepalingds opgenomen, dat de
grondkosten definitief worden vastgesteld drie maanden na de datum van
machtiging tot gunning. De termijn om bij Den Haag te protesteren is ambte
lijk gezien dus heel erg kort. Het is van belang dat er "van-dik-hout-
zaagt-men-planken-materiaal" wordt aangedragen, teneinde het ministerie
tot een ander inzicht te brengen. Wanneer genoemde termijn is verlopen zon
der dat er wijziging is gekomen in het standpunt van het ministerie,
wordt de situatie voor de gemeente nog naarder. De verstrekking van de
voorschotten wordt dan afgesloten op de hoogte van de thans goedgekeurde
bedragen.
De heer DIJKSTRA vraagt of men hier niet te maken heeft met het
probleem van de infrastructuur. Het gaat om taken die de gemeente van bui
tenaf worden opgelegd. De gemeente Soest doet meer dan tot haar strikte taak
behoort. Door het nemen van maatregelen om het bevolkingsoverschot van de
randstad Holland mede op te vangen, zit Soest met een niet sluitende begro
ting van het grondbedrijf en krijgt men te maken met exploitatierekeningen
die aanzienlijke tekorten zullen opleveren. De gemeente moet grote bedragen
investeren in grondaankopen, die pas later rendabel worden. Het betreft
hier een complex van taken, waarvoor vele gemeenten worden gesteld, maar
ten opzichte waarvan Soest toch ver boven het gemiddelde uitkomt. In dit
verband zij, naast het optreden van het bevolkingsoverschot in het westen
van het land, gewezen op de recreatievoorzieningen (het onderhoud van de
bossen, de maatregelen die het streekplan voor de Utrechtse Heuvelrug met
zich meebrengt, het transitverkeer enz.). Een en ander hangt samen met het
feit, dat Soest is gelegen in een hoekje van de randstad Holland en tussen
het Gooi en Amersfoort. Soest vormt een van de weinige plaatsen in de rand
stad Holland, die nog mensen kan opvangen. Dat Soest met een sluitende be
groting komt, verdient waardering. Daarmede slaat de gemeente een goed
figuur. Anderzijds mag Soest niet al te bescheiden zijn en dient het gemeen
tebestuur duidelijk rekening te houden met hetgeen deze gemeente moet doen
ten gevolge van haar positie in de randstad Holland. Zoal niet nu, dan is
toch in ieder geval in de toekomst het toekennen van een subjectieve uitke
ring (om de oude term te gebruiken) aan Soest bepaald niet onredelijk.
De wethouder HILH0RST zegt dat het college zeer attent is op het
verkrijgen van middelen uit bepaalde fondsen in verband met het feit, dat
in Soest voorzieningen moeten worden getroffen met het oog op de snelle
groei van de gemeente, welke voorzieningen de gemeente in wezen worden op
gelegd. Elke hier aanwezige mogelijkheid wordt uitgebuit.
Over de grondprijzen voert het college een correspondentie met
de hogere overheid. De definitieve grondprijs wordt echter vaak zeer laat
vastgesteld. Op de Eng waren de huizen al bewoond, terwijl men nog niet wist
welke grondprijs het ministerie uiteindelijk zou vaststellen. Wanneer de
huidige grondprijs door het ministerie wordt aangehouden, dan zou dat tot
- 259 -