21 december 1966. is de rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek in Amersfoort. Deze dienst is op het ogenblik bij erg veel zaken betrokken. De opgraving in Soestduinen heeft geen enkele haast. Uit dien hoofde zal men wel niet snel tot onderzoek overgaan. De grond behoeft niet voor een of ander doel te worden gebruikt en blijft derhalve onaangetast. Er wordt tegenwoordig in de Nederlandse bodem voor allerlei openbare werken en bouwwerken veel gegraven. De rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek wordt ge roepen op die plaatsen, waar men bezig is met een werk dat niet kan worden stopgezet. Spreker neemt dan ook aan, dat men in Soestduinen voorlopig niet aan een onderzoek zal beginnen. De heer DIJKSTRA: Is niet een van de universiteiten - in samen werking met de rijksdient voor het oudheidkundig bodemonderzoek - voor de afgraving te interesseren? Er zijn twee volkomen gave grafheuvels in het gebied van Soestduinen, die zouden kunnen worden beschadigd doordat amateurs zich met de zaak gaan bemoeien. Het is maar een vraag, spreker verwacht geen definitief antwoord van het college. De VOORZITTER wil een en ander aan hetzij het beleid van de uni versiteiten, hetzij het beleid van de rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek overlaten. Men is heel erg druk bezig met allerlei opgra vingen die urgent zijn. En daar komt men eigenlijk nog niet helemaal mee klaar. De opgraving in Soestduinen moet een beetje naar achteren worden geschoven. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. b. Schrijven d.d. 1 oktober 1966 van L. Workum inzake klachten over industrieën aan de Eeckeringhstraat met voorstel om te berichten con form onze aan de raad gerichte brief d.d. 14 december 1966. Met betrekking tot dit stuk wordt besloten overeenkomstig het geen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. c. Schrijven d.d. 1 september 1966 van P.B. Verschoor inzake afrekening waarborgsom gestort ten behoeve van de huur van de Chr. Huygenslaan 39 te Soesterberg alsmede een brief van burgemeester en wethouders d.d. 25 november 1966 gericht aan P.B. Verschoor. Deze stukken worden aangenomen voor kennisgeving. d. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen der Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De heer WESTRA zegt dat bij de controle van het gasbedrijf is geconstateerd dat er op een gegeven moment 93.500,op de girorekening van de Postcheque en Girodienst stond. In een tijd van geldschaarste en duur geld is dat een aanmerkelijk hoog bedrag. Spreker verzoekt maatrege len te treffen, opdat in de toekomst een dergelijk groot girosaldo wordt voorkomen. De wethouder VAN DEN AREND zegt dat het al eerder is voorgeko men, dat er bij het gasbedrijf een groot saldo stond. De heer Breedeveld is opdracht gegeven de bedragen direct aan de ontvanger over te maken. En dat gebeurt ook. Zodra de heer Breedeveld een groot bedrag heeft, wordt het onmiddellijk aan de ontvanger overgemaakt. Men moet niet vergeten, dat het controlerapport een momentopname is; het kan zijn dat er toeval lig een groot bedrag van het Gasbedrijf Centraal Nederland op de giro is gestort en dat de verificateur net op dat moment kwam. Dat wil niet zeggen, dat het bedrag op de giro is blijven staan. Spreker weet zeker dat het bedrag onmiddellijk is overgemaakt aan de ontvanger. Daar zijn nauwkeurige instructies voor. De heer WESTRA: Dat heb ik ook gelezen. Maar zo'n bedrag groeit en men moet een moment kiezen waarop het moet worden overgemaakt. De wethouder VAN DEN AREND: Maar het moment is net het moment van de controle geweest. - 284 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 285