21 december 1966.
afgevoerd in het boerenland, waarvan het rioolstelsel heeft bewezen te
voldoen aan de gestelde eisen. Eerst moet derhalve het overstorten in orde
worden gemaakt.
Twee zaken zijn door elkaar gehaald: de waterbeheersing als zoda
nig en de weg die daar een onderdeel van vormt en die door de heer Westra
gescheiden wordt gehouden van de waterbeheersing. De heer de Groot heeft
daarop ook gedoeld. De huidige waterafvoer (onder alle spoorwegovergangen
door) kan niet aan de eisen voldoen. Er zal een doorbraak door alle over
wegen moeten plaatshebben, zodat ter plaatse een open water ontstaat,
waarin de landerijen over de spoorbanen water kunnen doen afvloeien. Wil
men dit werk in het belang van de waterafvoer realiseren, dan brengt dit
automatisch mee, dat er een mogelijkheid moet zijn voor de grondgebruikers
om bij hun grond te komen en daarom moet er een parallelweg worden aangelegd.
Het is niet mogelijk een parallelweg aan te leggen, die aan de openbaarheid
wordt onttrokken. Iedereen moet over de weg kunnen en dat heeft tot ge
volg, dat - omdat er sprake is van een openbare weg - de gemeente opdracht
geefster wordt van het plan. Dat betekent helemaal niet, dat de gemeente
optreedt als financier. Want het betreft - zoals mevrouw Polet terecht in
haar vraag stelde - het opzetten van een plan, waaraan straks de Cultuur
Technische Dienst en nog veel meer instanties (naar spreker hoopt ook de
gemeente Soest) het hunne zullen moeten bijdragen om het plan op een
zodanige wijze te realiseren, dat het voor de ingelanden financieel te
dragen is. Het onderhavige voorstel betekent een verlengstuk van hetgeen
de raad al in 1959 heeft besloten. De raad verleende toen een krediet voor
het uitwerken van het onderhavige plan, dat echter alleen realiseerbaar is,
wanneer er een weg wordt aangelegd. Aan de raad wordt nu verzocht een kre
diet te verlenen, teneinde te kunnen onderzoeken wat de weg in dat plan
gaat kosten. Als straks de gemeente dan in overleg met de Cultuur Technische
Dienst een subsidie moet verlenen, weet men op welke financiële basis het
totale plan kan worden gerealiseerd.
De heer van Poppelen heeft gesteld, dat er ook een belang aan de
orde is voor een bepaalde groep ingezetenen. Dat betreft echter niet alleen
de agrariërs. Men zal in de zomer meer mensen in de polder vinden dan in
de bossen.
Met de uitvoering van het werk wordt tevens een voorziening ge
troffen aan de rand langs de Eem. Het jaagpad wordt aanmerkelijk verhoogd,
want langs het jaagpad komt een heel brede afwateringsgracht om het water
te kunnen afvoeren naar de machines. Wanneer men langs de Grote Melmweg de
polder in kan en men kan er in de Birk weer uit, dan zal de weg in het be
lang van de hele gemeenschap grote diensten kunnen bewijzen.
De bewoners van Soestdijk hebben er niets aan wanneer er riolering
wordt aangelegd in de Bartolottilaan. Het kan de bewoners van Soestdijk niets
schelen of in de Bartolottilaan al dan niet een riolering aanwezig is.
Maar wanneer in de polder iets gebeurtzal de gemeenschap het geld ervoor
moeten opbrengen, al zou niet de gehele gemeenschap er baat bij hebben.
In 1959 heeft Soest a gezegd; het is thans de plicht om b te zeggen. Pas
als het plan zal worden uitgevoerd, komt aan de orde hoe groot het aandeel
van de gemeente zal moeten zijn. In wezen is het thans te verlenen bedrag
een voorschot.
De heer WESTRA zegt dat hij met belangstelling naar de heer Hil-
horst heeft geluisterd. De heer Hilhorst heeft feitelijk bevestigd hetgeen
spreker reeds in tweede instantie heeft gezegd. De wethouder heeft namelijk
gezegd, dat de spoorwegovergangen moeten verdwijnen in verband met een
betere afwatering van het gebied. Spreker is het daarmee volkomen eens,
alleen wil hij niet stellen - zoals de wethouder dat doet - dat de subsidie
in wezen een voorschot is. Spreker wil dat de subsidie een definitief voor
schot wordt en dat de opdracht wordt gegeven door de twee waterschappen in
- 299 -