22 maart 1966.
van het bureau Berenschot - of er ten aanzien van dergelijke zaken niet
een meer continue intense voorlichting van de kant van het college moet
zijn, Dit betekent geenszins een verwijt. Hiermede wil ik slechts duidelijk
maken - zo zegt spreker - wat er aan onze kant leeft. Hij kan zich voorstel
len, dat wanneer men zich dag en nacht met bepaalde zaken bezighoudt, men
langzamerhand gaat veronderstellen, dat anderen - die daarmede op een wat
grotere afstand eveneens te maken hebben - even goed zijn ingewerkt. Hij
gelooft dat het college niet genoeg doordrongen kan zijn van het feit, dat
juist het omgekeerde het geval is. Hij weet niet in hoeverre het mogelijk
is hiervoor een oplossing te vinden. Misschien zal bij de - in de aanstaande
dinsdagavond bijeenkomst te geven - uiteenzetting van de secretaris over
de nieuwe mogelijkheden van de gemeentewet met betrekking tot het instel
len van commissies een oplossing hiervoor kunnen worden gevonden.
Spreker vraagt zich af, of de bouwcommissie van de raad - zoals
hij de commissie openbare werken beschouwt - wel voldoende heeft gefunctio
neerd. Wel zijn de notulen van het bouwteam ter inzage gegeven, maar die
zijn bijzonder technisch. Zonder nadere toelichting kan men daar niet uit
komen. Het is zaak dat de raad continue en stringent wordt ingelicht en
voorgelicht, waarbij dan onderweg misschien eens een cesuur kan ontstaan,
waarbij tot de raad wordt gezegd: Nu moet u officieus een beslissing nemen,
b.v. over de indeling, de financiering etc. Daardoor kan wellicht worden
voorkomen, dat vlak voor het uiteindelijke besluit moet worden genomen,
ineens een stroom van detailvragen loskomt.
Zoals gezegd: Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. En wan
neer men met betrekking tot deze zaak één steen weghaalt, stort het gehele
gebouw in. Daarom zal de protestants-christelijke fractie het college met
betrekking tot dit voorstel volgen.
De heer WESTRA merkt op dat men van verschillende kanten heeft
kunnen horen, dat men het zwaar vindt om een beslissing met betrekking tot
dit voorstel te nemen. Persoonlijk wil spreker van harte medewerken aan
iedere maatregel ter bestrijding van de woningnood. Hij neemt aan dat het
college ten aanzien van het voorliggende plan naar beste weten heeft gehan
deld.
Van het college heeft spreker enkele malen gehoord, dat ook is
gedacht aan het bouwen van een ander soort woningen. Hij doelfi dan niet
op de premiewoningen, maar op goedkopere woningwetwoningen. Voor zover hem
bekend, bestaat de mogelijkheid om via keuzeplannen woningwetwoningen te
bouwen, waarvoor de rijksbijdrage 150% bedraagt van de normale rijksbijdrage.
Aan die hogere rijksbijdrage is de uitdrukkelijke voorwaarde verbonden,
dat de woningen alleen betrokken mogen worden door mensen met een inkomen,
dat ligt even boven het bekende minimum van 120,-- per week. En deze
categorie van woningzoekenden zal met de thans voorgestelde woningen niet
kunnen worden geholpen. Is het college bereid een onderzoek in te stellen
naar de mogelijkheid om de door spreker aangeduide woningen in Soest te
bouwen? De huur van die woningen scheelt 13,-- tot 15,per week met
de huur van de onderhavige woningen.
De heer ORANJE herinnert er aan dat zodra er sprake was van de
bouw in het Soesterveen, hij namens de V.V.D.-fractie heeft gezegd: Goed,
maar dan zonder architect van Embden; wij zeggen het vertrouwen in deze
architect op naar aanleiding van hetgeen zich met de bouw op de Eng heeft
voorgedaan. Dat vertrouwen is bij spreker bepaald niet hersteld. Hij blijft
derhalve bij zijn verzet en hij kan niet voor dit voorstel stemmen.
De heer ELBERTSE zegt naar aanleiding van hetgeen mevrouw Polet
over huurdifferentiatie heeft opgemerkt, dat de minister de huur niet meer
gemiddeld per woning vaststelt. De minister stelt voor het gehele complex
een jaarhuur vast. Aangezien men hier te maken heeft met allemaal dezelfde