4
teerde staten. Gedeputeerde staten hebben het gemeentebestuur van Soest in
het ongelijk gesteld: Zij hebben gezegd: Wij vinden dit wel nodig. De raad
van Soest is toen opnieuw in beroep gegaan, bij de Kroon. Gedeputeerde sta
ten hadden ter zake in hun onschuld een formele fout maakt; ter zitting
waar zij deze zaak hebben behandeld, was het quorum niet aanwezig. De Kroon
heeft dit gedeputeerde staten zwaar aangerekend. De Kroon is niet ingegaan
op de motieven die in het beroep speelden. De gehele zaak werd dus feite
lijk niet uitgevochten, zij bleef zweven. Gedeputeerde staten zijn bij de
Kroon geweest, het college van burgemeester en wethouders is bij de Kroon
geweest. Bij die gelegenheid zijn de wederzijdse standpunten uiteengezet
en hebben de leden van de Raad van State vragen gesteld. Het college van
burgemeester en wethouders ging naar huis met de gedachten, dat het met
deze zaak fout zou gaan in dien zin, dat het geheel door een bijzaak de
mist zou ingaan. Dat is inderdaad gebeurd. Men kon wat dat betreft de bui
zien hangen, want kort vóór de desbetreffende zitting van de Raad van State
was er een uitspraak van de Kroon geweest ten aanzien van gedeputeerde
staten van Friesland over een analoog geval; ook in dat geval vond afwij
zing plaats wegens het ontbreken van het quorum. Dat de Raad van State
besloot tot afwijzing op deze grond was jammer, want daarmede werd de zaak
in bijzondere mate vertraagd.. Bij de uitspraak werd alles opengelaten en
niet uitgesproken. Gedeputeerde staten hebben daarop de draad weer opge-
sluitpakt- Zij hebben 'Opnieuw een zitting georganiseerd, waarvoor het college
k. van burgemeester en wethouders is opgeroepen. Toen was het quorum wel aan
wezig. Die zitting heeft ertoe geleid dat gedeputeerde staten de-ra^ad-van
Soest opnieuw hebben afgewezen, ondanks het feit dat het college van bur
gemeester en wethouders inmiddels enige nieuwe argumenten naar voren had
gebracht. De desbetreffende beschikking van gedeputeerde staten luidt als
volgt
"Gedeputeerde staten van Utrecht, gezien het Koninklijk Besluit
van 24 november 1965, nr. 16 waarbij hun besluiten van 23 september 1964, nr.
2715 63/2300arnr. 2743 63/2300, wedden vernietigd op grond van de overwe
ging dat deze besluiten niet aan de in genoemd Koninklijk Besluit omschreven,
in artikel 109 der Provinciewet neergelegde eis voldoen;
overwegende dat hun college voor dezelfde aangelegenheden op
28 februari 1966 een openbare vergadering heeft gehouden, waarin de belang
hebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt.toe te lichten, zulks
met inachtneming van artikel 109, 3e lid der Provinciewet;
dat door de gemachtigde van burgemeester en wethouders van Soest
in deze vergadering is naar voren gebracht, dat inmiddels uit het in behande
ling zijnde wetsontwerp van de Overgangswet W.V.0. blijkt, dat de scholen
van de appellerende schoolbesturen zullen worden omgezet in 1av.o-scholen
in welker leerprogramma het vak huishoudkunde wasbehandeling) niet voorkomt,
zodat er reden te meer bestaat voor handhaving van de afwijzing van de ge
vraagde medewerking voor de aanschaffing van wasmachines en centrifuges;
dat hun college het evenwel niet juist acht reeds thans rekening
te houden met in het stadium van voorbereiding zijnde wettelijke maatregelen,
omtrent welker uiteindelijke inhoud geen zekerheid bestaat;
dat het verhandelde in deze vergadering derhalve geen aanleiding
geeft anders te beslissen dan in genoemde besluiten was geschied;
gelet op artikel 175, lid 3 der Provinciewet;
besluiten
Imet inachtneming van het bovenstaande te beslissen als in hun
vorengenoemde besluiten vóór de vernietiging was bepaald."
Ter toelichting'van de van de zijde van het college van burgemeester en
wethouders aangevoerde nieuwe argumenten wijst spreker er op, dat in het wets
ontwerp van de Overgangswet Wet Voortgezet Onderwijs speciaal voor deze
vorm van onderwijs zeer nadrukkelijk is aangegeven het aantal leerlingen
- 73 -
22 maart 1966.
et raadsbe
wijz.g.g
ïool-
m,
r plaats
iepu-