20 april 1966. dat ook wel naar boven gaan. Voortgaande zegt spreker dat men de ambtenaren niet met de be stuurders gelijk moet stellen. Het is zijns inziens een fout, die helaas wel eens meer wordt begaan, dat men bestuurders en ambtenaren - twee totaal verschillende groeperingen met volkomen verschillende taken en verant woordelijkheden - door elkaar haalt. Hij meent dat men deze functionaris sen niet moet verwarren en dat men ook de wijzen waarop zij worden gesa larieerd niet moet verwarren. Hij meent dat men ten aanzien van de bestuur derssalarissen niet met die fijne verhogingen moet komen die worden toege past ten aanzien van ambtenarensalarissen. Ten aanzien van de bestuurders salarissen moet wanneer dat nodig blijkt ineens een royale sprong worden gemaakt Dit alles en hetgeen naar voren is gebracht van de kant van de raad overwegende, ddviseert ëpreker de raad het door hem voorgelegde, wel overwogen, gematigde voorstel te aanvaarden. Dat biedt zijns inziens voor de toekomst de mogelijkheid om als daartoe aanleiding is nog eens, gemotiveerd en met kracht, een verhoging van de wethouderssalarissen bij gedeputeerde staten naar voren te brengen. Hij merkt hierbij op dat wat de laatste verhogingen van de wethouderssalarissen betreft het initiatief van gedeputeerde staten is uitgegaan, doch dat hij zich nog wel kan her inneren, dat in het verleden het initiatief ter zake een paar keer van hem is uitgegaan - omdat hij van mening was dat in de groeivan Soest en in de verhoudingen deze salarissen waren achtergebleven - en dat zijn des betreffende voorstellen nadat zij door de raad waren overgenomen door ge deputeerde staten zijn gevolgd, hetgeen zijn inziens is gebeurd omdat ge deputeerde staten altijd in de overtuiging zijn geweest, dat men in Soest met de salariëring van de wethouders het redelijke heeft betracht. De heer WESTRA zegt dat zijn fractie de voorzitter zeer erkente lijk is voor diens breedvoerige uiteenzetting, doch dat hij al hetgeen dej voorzitter heeft gezegd niet kan onderschrijven. Het lijkt spreker nutte loos hierover in debat te treden. Daarom wil hij volstaan met mede te delen, dat zijn fractie het voorstel van de voorzitter niet kan accepte ren. Aangezien spreker gelooft dat het geen zin heeft om over dit voorstel te stemmen, verzoekt hij om de aantekening dat de VV.D-fractie zich met dit voorstel niet heeft verenigd. De heer KORTE zegt dat het begin van het betoog dat de voorzit ter heeft gehouden hem heeft gesterkt in de mening dat de door de voor zitter voorgestelde verhoging zeer bescheiden is. De groei van de gemeente Soest gaat niet alleen van Soest, doch ook van de hogere overheid uit. Daarom komt het spreker voor dat de gemeente Soest wat de wethouderssala rissen betreft niet al te bescheiden moet zijn, doch zo hoog mogelijk moet grijpen. Daarom stelt hij voor dat aan gedeputeerde staten wordt geadvi seerd de salarissen van de wethouders der gemeente Soest op het maximum te brengen. De heer DIJKSTRA kan meegaan met veel van wat de voorzitter heeft opgemerkt. Dit betreft met name ook diens opmerking dat een zekere kracht kan worden ontleend juist aan de bescheidenheid die van de kant van de gemeente Soest in dezen in het verleden is betracht. Spreker wil thans bepaald geen stemming over het voorstel van de voorzitter vragen. Wel wil hij de voorzitter verzoeken, goede nota te willen nemen van hetgeen vanavond vanuit drie fracties naar voren is ge bracht. Hij wil de voorzitter hierbij op het hart drukken, dat de eerder betrachtte bijzondere bescheidenheid in de toekomst per se geen beletsel mag opleveren voor het aantrekkelijk maken van het wethouderschap voor de bekwaamste krachten die dan beschikbaar zullen zijn. De VOORZITTER constateert dat er drie voorstellen zijn gedaan: - 87 - re-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 88