20 april 1966. De heer WESTRA zegt dat de betrokken aanwonenden wel erkentelijk zullen zijn voor dit voorstel tot verbetering van het wegdek. Hij veronder stelt dat dit voorstel ook dankbaarheid zal ontmoeten bij hen die uit an deren hoofde meer of minder regelmatig de Van BeuningenLaan en de Bartolot- tilaan passeren en worden gedwongen door gaten en kuilen te rijden, hetgeen er al toe heeft geleid dat sommige bromfietsers ter plaatse door de E.H.B.0. moesten worden geholpen. Spreker acht het echter teleurstellend dat burgemeester en wethouders hebben gemeend, hun voorstel te moeten be perken uitsluitend tot verbetering van het wegdek. In het betrokken gebied ontbreekt iedere riolering. De afwatering in dit gebied is zeer slecht. Dit kan men zien als men bezoek brengt aan het terrein dat ligt achter de paardenkamp en aan het terrein van de stich ting Trein 8.28 dat misschien, als het in dezelfde toestand blijft als waar in het nu verkeert, deze zomer een concurrent kan worddn van het Soester Natuurbad In dit voorstel wordt gesteld dat de bermen zullen worden bijge werkt, zodat het wegwater zijdelings kan afvloeien. Spreker heeft zich af gevraagd: Waarheen? Als hier de putten voor de watermeters en de kelders van de aanwonenden worden bedoeld dan heeft dit college gelijk. Spreker werd hedenmorgen opgebeld door een mevrouw die vertelde, dat in haar kel der 50 cm water stond en het is hem bekend dat er bewoners zijn die pompen hebben aangeschaft om het overtollige water af te voeren. Hij weet bij voorbaat dat hij hierop te horen zal krijgen, dat de waterstand momenteel abnormaal hoog is en dat er derhalve sprake is van een abnormale toestand, alsmede dat de door hem genoemde euvels normaliter niet zouden voorkomen. Het laatste betwijfelt hij, omdat de Birkstraat het betrokken gebied totaal afsluit, zodanig dat er geen enkele waterlozing is die dit gebied van zijn oppervlaktewater afhelpt. Bovendien is het zo, dat al het regenwater en het gebruikswater moet worden afgevoerd naar stapelputten die op het ogen blik echter tegengesteld werken, doordat zij als communicerende vaten ten aanzien van het overtollige water functioneren. Al met al zal spreker het ten zeerste op prijs stellen, indien het college ernstig zal willen over wegen of het niet aanbeveling verdient om gelijktijdig met de onderhavige wegverbetering het betrokken gebied van riolering te voorzien, waarmede de bewoners van het betrokken gedeelte van Soest een grote dienst zou wor den bewezen. De heer ORANJE vraagt zich af of het geen aanbeveling zou verdie nen om de in dit voorstel genoemde te verbeteren weggedeelten tijdelijk af te sluiten voor bromfietsers met het oog op de gevaren die zij daar lopen. Een aantal kuilen in deze weggedeelten zijn zodanig dat zij voor het brom- fietsverkeer bepaald gevargn opleveren; het is bijna onvermijdelijk dat zicli hier vandaag of morgen narigheden voordoen, die ook voor de gemeente, zijnde de onderhoudsplichtige van deze weg, hoogst onaangenaam zouden zijn. De heer DIJKSTRA ïzëg't dat iedereen natuurlijk blij zal zijn met de voorgestelde wegverbeteringen. Spreker meent dat duidelijk moet worden gesteld dat het hier iets betreft dat allang op de urgentiestaat staat en dat er dus bepaald geen verband is tussen de op de lijst van de ingekomen stukken voor deze verga dering staande, opgewonden, impulsief geschreven brief van de bewoners van de Bartolottilaan. Hij gelooft dat het verstandig is dat duidelijk wordt uitgesproken, dat burgemeester en wethouders bepaald niet door de knieën gaan omdat er hevig aan de bel is getrokken, doch dat deze allang op de urgentiestaat staande werkzaamheden in elk geval zouden worden uitgevoerd. In het concept-antwoord van het college op vorenbedoeld ingeko men stuk wordt medegedeeld dat de riolering niet gelijktijdig met de onder havige weg^restauratie kan plaatsvinden, omdat andere objecten van guoter belang zijn. Het is de raad langzamerhand wel bekend dat er objecten zijn die zeer veel dringender oplossing behoeven. Spreker beveelt het college - 90 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 91