17 mei 1967. Spreker zou zich kunnen verenigen met de gedachten van de heer Westra wanneer anderen straks eigenaar van de betrokken panden zouden wor den. De nieuwe eigenaars zouden opnieuw een aanvraag tot de gemeente moeten richten. Voor de gemeente is er geen enkel risico. Mevrouw POLET-MusierDe betrokken maatschappij probeert voordeel uit deze zaak te trekken.' De VOORZITTER zegt dat er sprake is van een zakelijk recht dat rust op een bepaald perceel ten behoeve van een ander perceel. Wie de eige naar van het andere perceel is doet er helemaal niets toe, dat is nu eenmaal het kenmerk van een zakelijk recht. In het onderhavige geval heeft het zakelijk recht betrekking op een overpad dat in hoofdzaak door de P.U.E.M. wordt gebruikt om bij het ter plaatse aanwezige transformatorhuisje te komen. Er is geen redelijk argu ment aan te voeren om te beletten dat ook een ander van dit pad gebruik maakt De heer WESTRA meent dat het zakelijk recht natuurlijk wel aan een tijd is gebonden. Er zou kunnen worden bepaald, dat het zakelijk recht wordt verleend zolang de N.V. Maatschappij van Onroerende Goederen "Het Middenstandshuis" eigenaresse is van de desbetreffende panden. Er wordt een gunst verleend waartegenover niets staat. Wanneer men bij deze zelfde bank komt, moet voor de kleinste handeling worden betaald. Voor wiens rekening komen de kosten van de notariële akte? Aangenomen mag worden dat deze kosten voor rekening van het heersende erf komen, maar het voorstel vermeldt dien aangaande niets. De wethouder HILHORST zegt dat de gemeente nergens aansprakelijk voor is. De gemeente is derhalve ook niet aansprakelijk voor het onderhoud. De heer WESTRA zegt dat de N.V. Maatschappij van Onroerende Goe deren "Het Middenstandshuis" aanmerkelijk beter wordt van het te verlenen zakelijk recht. De wethouder HILHORST: Waar wordt deze maatschappij beter van? Van het feit dat het recht wordt verleend gebruik te maken van de grond van iemand anders? Deze grond behoort niet aan de gemeente.' Mevrouw POLET-MusierAls de gemeente niets met de grond te maken heeft, waarom moet de gemeente dan toestemming verlenen? De wethouder HILHORST: Dat weet ik niet.' De VOORZITTER merkt op dat er in juridisch opzicht een verschil van mening is tussen de gemeentesecretaris en spreker. Hij stelt daarom voor het voorstel aan te houden, opdat men het eerst eens wordt over de juridische aspecten van het voorstel. Hierna wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de voorzitter, 109(9) Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de woningen Ericaweg 4 en Dorrestein- weg 85 en 97. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 110(10) Voorstel tot het verlenen van een bijdrage in de kosten voor de waterbeheer sing langs de Eem. De financiële commissie stelt voor dit voorstel terug te nemen en op een dinsdagavond de raadsleden eerst door een deskundige te laten voor lichten. Omdat geen exploitatie-opzet van de kosten per ha is bijgevoegd, kan geen inzicht worden verkregen over de noodzaak van subsidieverlening. De commissie openbare werken kan zich met dit voorstel verenigen. Eén lid wenst dit voorstel aan te houden conform advies financiële commissie. De wethouder HILHORST zegt dat in de commissie openbare werken is toegezegd dat de onderhavige kwestie op een dinsdagavond zal worden be handeld. Wel wordt het voorstel thans normaal ter discussie gesteld. De heer DIJKSTRA vestigt er de aandacht op, dat het uiteenlopen van de adviezen van de financiële commissie en de commissie openbare werken voor een deel het gevolg is van de behandeling in de commissies. Normaal - 117 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 118