17 mei 1967,
op de Eem niet naar de rivier gaat, maar naar de Peter van den Breemerweg,
omdat de rivier naar de weg wordt toegehaald. Voor een gedeelte gebeurt de
beveiliging door middel van bedijking en waar de hoogteverschillen niet zo
groot zijn dat moet worden gevreesd dat het water over de sloot komt, zal
de beveiliging op normale wijze geschieden.
Mevrouw POLET-Musier merkt op dat de heer Hilhorst zijn antwoord
is begonnen met te stellen verheugd te zijn dat iedereen de belangrijkheid
van het voorstel inziet. De terugwijzing door de financiële commissie is ech
ter niet geschied, omdat deze commissie de belangrijkheid van het stuk niet
inzag. De terugwijzing is juist geschied, omdat de leden van de financiële
commissie het stuk zo belangrijk vonden, dat zij menen volledig te moeten
worden geïnformeerd. Bovendien achtte men - en dat culmineerde bij het onder
havige agendapunt - de voorbereiding van de gehele agenda niet om over naar
huis te schrijven. De leden van de financiële commissie wilden eerst
behoorlijk worden voorgelicht. Niemand had echter in feite bezwaar tegen
het voorstel zelf.
De heer WESTRA zegt dat hij vermoedt dat gedeputeerde staten in
hun toelichting aan provinciale staten meer gegevens zullen verstrekken dan
het college in het onderhavige voorstel heeft gedaan. Wanneer de voor de ver
betering van de waterhuishouding benodigde 1.150.000,-- geheel voor reke
ning van het waterschap zouden komen, dan zou dit betekenen een bedrag
van 76,per ha. Daar komt dan nog bij een exploitatielast van ongeveer
24,per ha in totaal 100,per ha. Dit bedrag zou te hoog zijn voor
het waterschap alleen. Een bedrag van 40,-- zou echter redelijk zijn waar
uit volgt dat de resterende 60,moeten worden verdeeld. Op deze wijze
komt men tot een bepaald inzicht in de materie. Het had aanbeveling verdiend
dat het college dit inzicht had verschaft.
De wethouder HILHORST zegt dat de heer Westra gelijk heeft. Wanneer
deze materie in de provinciale staten wordt behandeld zijn alle cijfers be
kend. Op 28 mei vergaderen de waterschappen en de ingelanden moet dan precies
kunnen worden medegedeeld wat de consequenties van het voorstel zijn. Dat
het voorstel thans reeds in de raad wordt behandeld is een gevolg van het
feit dat de provincie haar subsidie afhankelijk stelt van de gemeentelijke
subsidie. Als de gemeente Soest niet bereid is een subsidie te verlenen, dan
zal ook de provincie dit niet doen.
De heer WESTRA: Dat begrijp ik wel. Ik ben tevreden.'
De wethouder HILHORST zegt dat de raadsleden alsnog de beschikking
zullen krijgen over alle cijfers.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
111(11) Voorstel tot het aangaan van een geldlening met de N.V. Bank voor Nederland-
sche Gemeenten.
De heer DE GROOT zegt dat het aanbod van de N.V. Bank voor Neder-
landsche Gemeenten geldig was tot 2 mei. Het bericht aan de gemeente was ver
zonden op 21 april en ontvangen op 24 april. De raad heeft derhalve een ter
mijn van 8 dagen om een besluit te nemen. Er zou een spoedvergadering moeten
worden belegd met als enig. agendapunt het aangaan van de onderhavige geldle
ning. Het is natuurlijk dwaasheid om zoiets te organiseren mede gezien de
moeite en de kosten die aan het houden van een dergelijke raadsvergadering
zijn verbonden. Aan de andere kant bevredigt ook de huidige situatie niet,
want de raad wordt thans opnieuw in een dwangpositie gebracht. Is het niet
mogelijk om er bij de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten op aan te drin
gen dat de termijn wat langer wordt gesteld, zodat de raad over de nodige
tijd beschikt om een besluit te nemen.
De VOORZITTER zegt dat er altijd overleg plaatsvindt met de N.V.
Bank voor Nederlandsche Gemeenten wanneer er van de zijde van deze bank een
aanbieding komt waarop op korte termijn moet worden beslist. Het college deelt
de bank mede wanneer de raad over de lening kan beslissen. En tevens wordt
aangenomen dat de raad akkoord g^ gaan met het aangaan van de geldlening.
- 120 -