17 mei 1967. dat er kennelijk per provincie nogal wat verschillen optraden. Er zijn cen trale richtlijnen vastgesteld en gedeputeerde staten hebben deze richt lijnen overgenomen. De thans voorgestelde bedragen van de minister van binnenlandse zaken zijn iets hoger dan de bedragen die vorig jaar door ge deputeerde staten zijn voorgesteld en daarom heeft dit voorstel de raad bereikt. Het gaat derhalve niet om het volgen van de trend of het toepas sen van een procentuele verhoging. Gedeputeerde staten hebben het college de richtlijnen van de minister toegestuurd en gevraagd de raad van een en ander in kennis te stellen, opdat gedeputeerde staten van de zienswijze van de raad kunnen kennis nemen. Vorig jaar is in de discussie naar voren gekomen, dat het niet goed is dat de wethouderssalarissen - men spreekt nu wel over salaris, maar de wethouders krijgen veeleer een vergoeding - zo precies de trend volgen. Het maken van grotere sprongen moet mogelijk zijn. Eén en ander is ook in het verleden gebeurd. De raad heeft vorig jaar de wethouderssa larissen een grotere sprong laten maken dan de voorzitter voorstelde. De salarissen zijn op het maximumbedrag gebracht. Het college meent dat vorig jaar een ruime sprong is gemaakt en dat een verhoging nu wel even kan wachten. Wanneer altijd het maximale salaris wordt betaald, dan is alle muziek eruit, totdat Soest meer dan 40.000 inwoners heeft. Het blijft natuurlijk mogelijk dat, de ervaring heeft dit het vorige jaar geleerd, de raad wanneer daar aanleiding toe is, toch tot het maximumbedrag kan gaan. Aangenomen mag worden dat gedeputeerde staten ook later een maximale honorering zullen toestaan. Het is natuurlijk mogelijk de wethouderssala rissen tot het maximumbedrag te verhogen als thans wordt besloten niet zo ver te gaan. Deze mogelijkheid blijft bestaan. De nieuwe normen die nu landelijk worden gehanteerd, zijn uit de aard der zaak heel erg grof. Het inwonertal wordt als richtsnoer ge nomen. Men heeft er reeds op gewezen dat de groei van een gemeente ook bij de vaststelling van de salarissen kan worden betrokken. Daar is ook vorig jaar op gewezen. Een gemeente met een stabiel inwonertal van 35.000 zal minder werk geven dan een gemeente met 35.000 inwoners die zich voorbereidt op het moment dat het inwonertal 45.000 zal bedragen. Dat is natuurlijk wel een grove maatstaf. Want als Soest 40.000 inwoners telt, zal men zich reeds moeten gaan bezighouden met de problemen die aan de orde komen als de gemeente 50.000 inwoners heeft. Het college blijft van mening dat het niet goed is dat de zaak ieder jaar ter sprake komt. Er moeten forse sprongen kunnen worden gemaakt en men moet ook niet kinderachtig zijn bij het maken van deze sprongen. Maar daarna moet het even rustig zijn. Het is natuurlijk heel moeilijk te zeggen hoe groot het gedeelte van de week is, dat nodig is voor de vervulling van het wethouderschap. Dit verschilt van persoon tot persoon. Het college meent dat het wethouder schap in Soest geen volledige dagtaak is. Het is de wethouders mogelijk om naast hun functie in het college nog ander werk te doen. Men zal echter dienen te beseffen dat een werkweek van een wethouder bepaald langer is dan de werkweek van iemand die normaal in het bedrijfsleven werkzaam is. De werkweek van een raadslid dat ook nog een functie in het maatschappelijke leven heeft, is ook langer. De heer KORTE zegt dat ieder ogenblik een der wethouders iets kan overkomen. De raad zal dan niet verplicht moeten zijn een wethouder te kiezen die per se nog een ander inkomen heeft. De meest geschikte kan didaat zal gekozen moeten kunnen worden. Deze kandidaat zal financieel in staat moeten zijn de functie van wethouder te aanvaarden. Daarom is een verhoging tot 17.700,niet absurd. Vele raadsleden zouden de wethouders functie niet eens voor dit bedrag op zich willen nemen. Aan de aanvaarding van het wethoudersambt is ook een zeker risico - 126 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 127