17 mei 1967.
zijn. Nadien is er een vergadering gevolgd waarop twee heren van de Neder
landse Centrale voor Huisvesting van Bejaarden aanwezig waren. De zaak is
toen glad gestreken en van de zijde van de N.C.H.B. heeft men toegegeven,
dat de gehele gang van zaken niet zo gelukkig was behandeld.
Tijdens voornoemde bespreking is duidelijk geworden, dat Soest
zich zal hebben neer te leggen bij de situering van de woningen. Aan deze
situering kan niets meer worden veranderd, de stedebouwkundige heeft over
deze situering geprofeteerd. Bovendien hebben gedeputeerde staten een vin
ger in de pap, de bejaardenwoningen mogen wel worden gebouwd, maar zij mo
gen niet meer dan een bepaalde afstand uit de gevel van het hoofdgebouw
komen te staan.
Het is onplezierig en het valt te betreuren dat de bejaardenwonin
gen rond het bejaardentehuis worden gezet op een manier die bij ieder zinnig
mens met een gezond verstand de vraag doet rijzen of de woningen niet be
ter hadden kunnen worden gesitueerd.
De heer WESTRA sluit zich aan bij hetgeen de heer Berkelbach van
der Sprenkel heeft gezegd.
Begin maart heeft het bestuur van de stichting Molenschot inzage
gekregen van de ontwerpen voor üe te bouwen bejaardenwoningen. De ontwer
pen zijn door het stichtingsbestuur bekeken en een en ander resulteerde
in een negentiental vragen.Spreker had de taak deze negentien punten in
de bouwvergadering met de N.C.H.B. naar voren te brengen. Hij heeft dit
gedaan, maar hij werd voor gek verklaard en men vroeg zich af hoe het stich
tingsbestuur van Molenschot de moed had zoveel punten aan de orde te stel
len. Het feit dat het stichtingsbestuur van Molenschot met zoveel vragen
kwam sloeg in als een bom. Het resultaat van één en ander was, dat het aan
vankelijke plan stagneerde en dat er opnièuw een vergadering is gehouden.
Over de situering van de woningen op het desbetreffende terrein kon echter
niet meer van gedachten worden .gewisseld. Deze situering moest worden ge
accepteerd. Uiteindelijk heeft het stichtingsbestuur van Molenschot het
moede hoofd in de schoot gelegd om de bouw van de bejaardenwoningen niet
te stagneren. Overigens rijst de vraag of men het probleem van de bejaarden
woningen oplost met de bouw van woningen waarvan de huur 31,25 per week
bedraagt. De gehele gang van zaken is onplezierig geweest.
De heer DE GROOT vraagt of in deze woningen straks uitsluitend
bejaarden uit de gemeente Soest worden gehuisvest. Of zijn deze woningen
ook bestemd voor bejaarden buiten Soest?
Mevrouw POLET-Musler sluit zich in grote lijnen aan bij de reeds
gemaakte opmerkingen. Het is spijtig dat indertijd is besloten het huisves-
tingsvraagstuk van de bejaarden op te lossen op de wijze als thans gebeurt.
De toenmalige raad wilde niet alles in eigen beheer doen. Er is destijds
een compromis gevonden door het oprichten van een stichting. Het valt te
betreuren dat de raad destijds heeft besloten zo te handelen.
De heer ELBERTSE vraagt zich af waarom het nodig is dat de N.C.H.B.
de bejaardenwoningen bouwt. De gemeente kan deze woningen immers ook zelf
bouwen, waarom is de N.C.H.B. ingeschakeld?
De wethouder DE HAAN zegt dat er onderscheid moet worden gemaakt
tussen de manier van bouwen waartoe in 1957 door de toenmalige raad. werd
besloten (inclusief het beheer van het bejaardentehuis Molenschot door de
plaatselijke stichting) en de effectuering van deze werkwijze in de prak
tijk. Bij het besluit deze werkwijze te volgen is het gemeentebestuur er
vanuitgegaandat de ontwerpen in gemeen overleg zouden worden gemaakt.
De N.C.H.B. beschikt over mensen die deskundig behoren te zijn en deze cen
trale beschikte over een adviesorgaan. Aangenomen werd dat vertegenwoordi
gers van de N.C.H.B. zouden overleggen met het bestuur van de stichting
Molenschot en dat rekening zou worden gehouden met allerlei plaatselijke
wensen. Bij de bouw van het tehuis is met deze werkwijze een bescheiden
begin gemaakt. Er is een vergadering geweest van het stichtingsbestuur
- 130 -