Nr. 9
20 september 1967.
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Soest op woensdag 20 september 1967, te 19.30 uur.
VOORZITTER: de burgemeester, de heer Mr. S.P. Baron Bentinck.
SECRETARIS: de heer J.J.J.M. Festen.
Tegenwoordig de leden: J. van den Arend, G.C. van den Berg, J.W.D. Berkel-
bach van der Sprenkel, J.K. de Bruin, J.J. Ebbers, B.H.A. Elbertse, M. de
Groot, K. de Haan, A.P. Hilhorst, J.H. Hom, J.C. Korte, G.H. Oldenboom,
mevrouw P.J. Oranje-EntinkP.C. Pieren, mevrouw S.M. Polet-MuslerJ.R. van
Poppeten, D.Chr. Stam, J.N.H. Veldhuysen, C. Verheusmevrouw M.C.P. Walter-
van der Togt en A.S. Westra.
Afwezig met kennisgeving de leden: Drs. L.J. Dijkstra en P. Grift.
De VOORZITTER opent de vergadering en doet voorlezing van de ge
bedsformule
Vervolgens stelt hij aan de orde:
192(1) Notulen van de vergaderingen gehouden op 26 juli en 21 juni 1967.
De heer DE BRUIN spreekt er zijn teleurstelling over uit, dat de
wijziging van het tracé bij de aftakking van de rijksweg naar de Soester-
bergsestraat bij garage Kooy niet overeenkomstig het desbetreffende raads
besluit wordt uitgevoerd.
De notulen worden hierna zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd
vastgesteld
Mevrouw POLET-Musler zegt dat zij wel begrijpt dat het door de
heer de Bruin aangesneden punt thans niet aan de orde is, doch dat zij
als het inderdaad zo is dat een raadsbesluit niet wordt uitgevoerd, toch
wel graag zou willen dat de raad op de een of andere manier in de gelegen
heid zou worden gesteld daarover te praten.
De VOORZITTER vreest dat men weer tot verkeerde gewoonten vervalt.
Hij herinnert eraan dat men met elkaar heeft afgesproken, dat als er
vraagpunten zouden zijn, vooraf schriftelijke vragen aan het college zouden
worden gesteld, teneinde het college in de gelegenheid te stellen een behoor
lijk antwoord voor te bereiden. Hij heripnert in dit verband ook aan het
afschaffen van de rondvraag. De notulen zijn nu gebruikt als een kapstok.
Nu is hieraan een opmerking opgehangen die niet de redactie van de notulen
betreft. Spreker zou hierop nu niet willen ingaan. Als men vragen wil stel
len of opmerkingen wil maken over het door de heer de Bruin aangesneden
punt, dan kan men zich tot het college wenden langs een andere weg, die het
het college mogelijk maakt een behoorlijk antwoord te geven. Zou nu op de
gemaakte opmerking worden ingegaan, dan zou een weg worden geopend die be
paald niet gewenst is, die ondoelmatig is en die leidt tot uitlokking van
onvoldoende voorbereide, onvoldoende overwogen antwoorden van het college.
Zou de heer de Bruin hetgeen hij heeft ontdekt gisteren hebben ontdekt en
zich, van mening zijnde dat het hier een zaak betreft die enorme haast
heeft, meteen met schriftelijke vragen tot het college hebben gewend, dan
had het college kunnen proberen een behoorlijk antwoord voor te bereiden.
Wanneer dergelijke vragen bout portant in een raadsvergadering worden ge
steld, dan ontstaat een soort van rondvraag, met alle bezwaren van dien.
Dan moet op zo maar gestelde vragen een antwoord worden gegeven en dat ant
woord is dan niet bevredigend, noch voor de raad, noch voor degene die het
antwoord geeft, omdat het te zeer onvoorbereid is. Men kan niet van het col
lege verwachten dat op alle vragen die zo maar worden gesteld, een behoor
lijk antwoord wordt gegeven.
De heer de Bruin heeft gezegd dat iets niet overeenkomstig het
desbetreffende raadsbesluit wordt uitgevoerd. Hij heeft niet aangegeven,
- 203 -