20 september 1967. Op grond van die toezegging is er indertijd geen procedure ingevolge arti kel 20 van de Wederopbouwwet ingezet. De VOORZITTER neemt aan dat de betrokkenen inderdaad hebben geïn formeerd, of deze grond bebouwd mocht worden. Zij hebben gehoord dat dit niet mocht volgens het uitbreidingsplan. Dat geldt nog altijd. Ieder uitbrei dingsplan moet echter binnen tien jaar opnieuw worden vastgesteld. Men heeft dus nooit de zekerheid, dat er nimmer gebouwd zal worden. Wanneer een ver gunning ex artikel 20 van de Wederopbouwwet wordt verleend, is dat een voor uitlopen op een wijziging van het uitbreidingsplan. Aangezien bij een wij ziging van het uitbreidingsplan de belanghebbenden bezwaar kunnen maken, in beroep kunnen gaan enz. moeten ook bij een procedure ex artikel 20 van de Wederopbouwwet bezwaren kunnen worden ingediend. Anders zouden de rech ten van de belanghebbenden worden gefrustreerd. Het college heeft een pro cedure ingevolge artikel 20 van de Wederopbouwwet in werking gesteld. Er zijn bezwaren ingediend. De bezwaren betroffen bepaalde aspecten van de bouw en niet de gehele bouw. De adspirant-bouwer is in overweging gegeven aan deze bezwaren tegemoet te komen. Dat zou hij doen. Het gemeentebestuur heeft sindsdien niets meer van hem vernomen. Deze zaak ligt op het ogenblik stil. Een andere vraag is, of het juist is het uitbreidingsplan op dit vraag punt te wijzigen. Het college is tot de conclusie gekomen, dat deze bevesti gend moet worden beantwoord. Anders zou namelijk een stuk grond braak blij ven liggen. En het is momenteel een rommelhoek. De gang van zaken is onbevredigend, omdat de bouwer van de hui zen aan de Steenhoffstraat deze woningen niet het in het uitbreidingsplan aangegeven erf heeft gegeven. Mevrouw POLET-Musier merkt op dat de raad een uitbreidingsplan heeft vastgesteld op grond waarvan op de onderhavige grond niet mag worden gebouwd. Indertijd is deze zaak in de commissie grondbedrijf en uitbrei dingsplan geweest. Deze commissie heeft gezegd: Er moet geen procedure in gevolge artikel 20 van de Wederopbouwwet worden ingesteld. En nu wordt die procedure toch ingesteld. En dci£r maakt spreekster bezwaar tegen. Zij weet best, hoe de gang van zaken bij een procedure ingevolge artikel 20 van de Wederopbouwwet is. Gezien de voorgeschiedenis heeft zij er echter bezwaar tegen, dat het college thans een procedure ingevolge artikel 20 van de Weder opbouwwet heeft ingesteld. De VOORZITTER zegt thans te begrijpen dat men er bezwaar tegen maakt, dat het college een vergunning ingevolge artikel 20 van de Wederop bouwwet wil verlenen in aperte strijd met een vroeger door de raad uitgespro ken mening. Hij zou dan deze gehele zaak willen laten rusten; dus ook deze grondaankoop. De zaak kan dan eerst nog eens met de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan worden besproken. Het voorstel wordt daarop door het college teruggenomen. b. aan de Lange Brinkweg van E. van Geijtenbeek; c. nabij de Dorresteinweg van mevrouw H.A. Baas-van Heijst. Deze voorstellen worden - met vaststelling van de desbetreffende begrotingswijzigingen - achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. 200(9) Voorstel tot het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan: a. het bestuur van de Stichting Van der Huchtscholen voor het aanschaffen van een electrische signaalhoorn. b. het r.k. schoolbestuur Soestdijk voor de aanschaf van rekendozen en mu- ziekinstrumentarium ten behoeve van de St. Theresiaschool Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discussie en zon der hoofdelijke stemming aangenomen. c. het bestuur van de Stichting van der Huchtscholen voor de aanschaffing van meubelen en leermiddelen ten behoeve van het natuur- en scheikunde- - 230 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 231