27 september 1967. De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL merkt op dat niet zozeer het eindrapport zelve als wel de daarbij gevoegde stukken het huiveringwek kende gevoel kunnen geven, dat men zich gaat storten in een avontuur waar van wel het begin, maar niet het eind is te overzien. Met zijn fractie ge looft spreker dat het onjuist zou zijn als men zich zou laten leiden door de vrees, dat wanneer men zich in dit avontuur zou storten, men een stap zou doen op een weg die leidt naar een zodanige samenwerking met, en mis schien zelfs onder, andere gemeenten, dat men er beter niet aan zou kunnen beginnen. Hij meent dat het goed is om, zoals dat ook door wethouder Hil- horst in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplannen is gebeurd, te genover deze vrees te stellen: Ik geloof dat wij dit moeten zien als een aanwezig zijn bij in breder verband plaatshebbende overdenkingen, voorbe reidingen en besprekingen van plannen die ook de gemeente Soest aangaan en dat wij op deze manier als het ware een belangrijke luisterpost hebben waarmede wij ons voordeel kunnen doen. Zolang het niet meer is dan dat en ook niet verder gaat dan dat, als begin, gelooft hij dat het alleszins juist is hieraan mede te werken. Dit neemt niet weg dat in de bij het eindrapport gevoegde stukken bepaalde uitspraken staan die hij minstens als een waar schuwing zou willen nemen voor wat ze zijn. Hij denkt in dit verband aan b.v. de uitspraak, dat er voor bepaalde gemeenten moet worden gestreefd naar een zoveel mogelijk gelntergreerd bestuur over een bepaald gebied dat op het ogenblik nog tot drie gemeenten behoort. Ook denkt hij in dit verband aan uitspraken van deskundigen die een oordeel geven over de situatie waarin verschillende gemeenten gezamenlijk een plan moeten opzet ten en waarbij die deskundigen menen, dat dat uiteindelijk moet leiden tot een zeer vergaande bestuurlijke intergratie. De gemeente Leusden heeft voorgesteld artikel 8, lid 2, van de gemeenschappelijke regeling zo te wijzigen, dat het bepaalt dat een lid van het dagelijks bestuur dat afwezig is, wordt vervangen door een iemand uit dezelfde gemeente als waartoe dat lid van het dagelijks bestuur behoort. Spreker meent dat dit een goed voorstel is en dat overneming van dit voor stel door de gemeente Soest overweging verdient. Spreker heeft zich afgevraagd of het nodig is, dat de gemeente Amersfoort een extra vertegenwoordiger in het samenwerkingsorgaan krijgt. Hij meent dat door de proportionele verdeling van zetels de gemeente Amers foort! als grootste gemeente in dit orgaan voldoende zwaar is vertegenwoor digd zonder dat zij een extra vertegenwoordiger krijgt. Mevrouw POLET-Musler zegt dat haar fractie het goed vindtdat het gemeentebestuur van Soest de in dit voorstel aangegeven weg opgaat, zij het steeds met de gedachte dat het hier een weg betreft die wel tot praten, maar niet tot besturen leidt. Wij geven, zo zegt spreekster, geen enkele bevoegdheid uit handen, wij luisteren alleen en wij zitten helemaal bij het punt waar de plannen worden gemaakt die toch wel grote invloed op deze streek hebben. De Pv.d.A-fractie zou het jammer vinden als het gemeentebestuur van Soest de kans om bij die bron te zitten voorbij zou laten gaan. Spreeksters fractie neemt gaarne de suggestie van de heer Berkel- bach van der Sprenkel betreffende het voorstel van de gemeente Leusden over. Onder verwijzing naar de bepaling dat de gemeenten in het bestuur van het samenwerkingsorgaan evenveel vertegenwoordigers mogen benoemen als het hun toegestane aantal wethouders zegt spreekster, dat haar fractie het op prijs zou stellen als in dat bestuur niet alleen wethouders werden be noemd Haar fractie is het geheel eens met de opvatting dat het gemeente bestuur van Soest zich beslist niet moet binden aan uitspraken die het grondgebied van en verhoudingen tussen andere gemeenten zouden raken. De heer HOM is het eens met de opmerking van mevrouw Polet betref- - 241 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 242