27 september 1967.
publikatie kennelijk aan de aandacht is ontsnapt. Op een gegeven moment is
van twee zijden de aandacht op deze regeling gevestigd. Enerzijds is in het
college voor de verlening van bijstand op een gegeven ogenblik door iemand
die meende dat zo'n regeling bestond, gevraagd of er inderdaad zo'n regeling
bestond. Anderzijds is spreker persoonlijk uit hoofde van een functie in
de andere gemeente er achter gekomen dat men daar, ook nog maar betrekkelijk
kort geleden, tot de ontdekking was gekomen dat deze regeling bestaat en
dat men daar deze regeling vervolgens heeft ingevoerd en toegepast. In het
op basis van deze beide feiten ingestelde onderzoek is men in Soest op deze
regeling gestuit en dat heeft geleid tot het onderhavige voorstel.
Het college heeft het het eenvoudigst geacht, deze regeling per
1 januari 1968 te laten ingaan. Als de raad ter zake wat geld beschikbaar
wil stellen op de begroting voor 1967, dan heeft naar spreker meent het col
lege er geen bezwaar tegen deze regeling wat eerder te laten ingaan. Hij
denkt in dit verband aan de datum van 1 oktober 1967. Als deze regeling vóór
1 januari 1968 wordt ingevoerd, zal dat administratief wat meer problemen
scheppen, maar die zijn wel op te lossen, want het aantal woningen waarop
deze regeling van toepassing kan worden verklaard is in Soest niet zo groot,
dat in verband hiermede een personeelslid moet worden aangesteld.
Spreker gelooft dat het zin heeft, dat de redactie van dit voor
stel nog even wordt bekeken. Het lijkt hem verstandig dat de raad het col
lege machtigt na te gaan of een andere zinswending kan worden gevonden die
zonder dat men in botsing komt met de regeling zoals die nu eenmaal in het
staatsblad is verschenen, duidelijker maakt wat de bedoeling is.
De heer ELBERTSE meent dat in Soest op het ogenblik maar één ge
gadigde in de particuliere sector voor deze regeling in aanmerking komt en
dat er in de woningwet-sector in deze gemeente maar een paar bejaardenwonin
gen zijn. In de particuliere sector heeft men te maken met een bejaardente
huis, waarin gegadigden voor deze regeling kunnen wonen. Ten aanzien hier
van kan een rol spelen de datum waarop het boekjaar wordt afgesloten. Ook
de gemiddelde bewoningsdatum van dit tehuis kan een rol spelen. Hij dringt
er op aan dat wat het van kracht worden van de onderhavige regeling betreft
een datum wordt aangehouden die het mogelijk maakt, bejaarden in bedoeld
bejaardentehuis hiervan nog dit jaar profijt te laten hebben.
De wethouder DE HAAN: Het boekjaar loopt van 1 januari tot 31 de
cember.
De heer ELBERTSE: Als dat zo is, dan zouden wij deze regeling zo
mogelijk per 1 januari 1967 moeten laten ingaan. Dan zouden ^aar misschien
de nodige bejaarden toch nog kunnen helpen. Laten wij deze regeling per
1 oktober 1967 ingaan, dan bestaat de kans dat een andere categorie er net
weer buiten valt. Het gaat namelijk om de eerste bewoningsdatum.
De wethouder DE HAAN: Op het ogenblik vallen er allemaal huisjes
onder die al op 1 januari 1967 waren bewoond.
De heer ELBERTSE: Ik heb het niet alleen over huisjes, ik heb het
ook over een tehuis.
De wethouder DE HAAN: Ook dat tehuis was per 1 januari 1967 volledig
bewoond
De heer ELBERTSE: Dan zou het inderdaad zin hebben deze regeling
per 1 januari van dit jaar te laten ingaan, zodat hiervan het volle pro
fijt kan worden getrokken. Laten wij deze regeling per 1 oktober van dit
jaar ingaan, dan zou de vergoeding wat dit jaar betreft slechts 50,-- be
dragen. Dat zou de moeite niet zijn.
De wethouder DE HAAN: Dan moeten wij natuurlijk nog wel bij de
grote baas terechtkomen, want het rijk betaalt ook de helft.
De heer ELBERTSE: Dat gebeurt automatisch. Als de gemeente het
verlangen te kennen geeft, komt automatisch de andere helft erbij. Wij moe
ten het initiatief nemen.
De wethouder DE HAAN: Wij zullen toch fatsoenshalve even enig over
leg plegen.
De heer ELBERTSE: Graag_. 240