27 september 1967. Daarnaast worden merkwaardigerwijze door de betrokken inspectie wel vrij hoge eisen aan deze instituten gesteld. Men vraagt zich werkelijk af of daar wel enige correlatie tussen bestaat. De Amersfoortse Muziekschool b.v. mag op een budget van ongeveer 500.000,een subsidie van 14.000 a 15.000 hele guldens van het rijk toucheren. Dat bedrag wordt dan nog voornamelijk verstrekt als subsidies ten bate van het onderwijs aan jeug dige leden van fanfare- en harmoniekorpsen om aldus het tarief voor die korpsleden lager te maken. Daar ligt dus wel een subsidiebron voor de plaatselijke korpsen; hoewel de korpsen rechtstreeks niets ontvangen, profiteren de beide Soester korpsen wel van deze subsidie, in dien zin dat er in het afgelopen jaar 31 of 32 leerlingen waren die via deze korp sen van deze regeling profijt trokken. Omdat de plaatselijke muziekkorpsen zelve geen rijkssubsidie ontvangen, komen zij bij de gemeente terecht. Er is een kleine bron die zo nu en dan, bij bijzondere gelegen heden, wel eens wat doet voor de plaatselijke korpsen. Dat is het Prins Bernhardfondsdat via de Stichtse Culturele Eaad, die dan als adviesor gaan optreedt, bij bepaalde gelegenheden wel eens een instrument of een bepaald bedrag voor instrumenten ter beschikking stelt. Hetgeen inddit opzicht gebeurt staat in genen dele in verhouding tot de kosten die de korpsen moeten maken. Die kosten zijn aanzienlijk veel hoger. In Soest is wat beide korpsen betreft door veroudering in het korps en doordat de leiding niet altijd zo effectief mogelijk was, lang zamerhand een terugloop ontstaan. Daardoor beschikt men thans niet over de middelen om het instrumentarium op peil te houden. Mede daardoor had de muziekbeoefening nog meer te lijden. Maar mede door het instellen van de korpslessen via de muziekschool is weer de mogelijkheid van een werke lijk goede aanwas van de korpsen geopend. Dat heeft tot gevolg gehad dat bij beide korpsen weer de lust kwam om aan de slag te gaan. Er trad een verjonging op en daarmede kwam meteen de behoefte boven om ineens, maar dan ook zeer duidelijk en radicaal, te komen tot de aanschaf van een nieuw instrumentarium, om daarmede ineens op behoorlijk peil te komen en de mogelijkheid van aanwas in de toekomst te behouden. Het behoeft geen be toog dat wanneer de jeugdige muzikanten op een gegeven moment van de opleiding en in een korps komen, de animo onmiddellijk verdwijnt wanneer zij moeten spelen op instrumenten die 40, 50 jaar oud zijn en 78 keer zijn opgelapt. Een korps met een zo oud instrumentarium is dan gedoemd opnieuw terug te lopen. Het is een cultureel en eép algemeen belang dat er enige muziek korpsen in de gemeente Soest functioneren. Vandaar dat het college dit voorstel heeft voorgelegd, opdat het mede door de hierin genoemde vrij behoorlijke gemeentelijke bijdrage ineens mogelijk zal zijn, aankopen te doen teneinde de zaak ineens behoorlijk op peil te brengen. De heer DE GROOT zegt dat als het inderdaad niet mogelijk is dat de plaatselijke korpsen van een rijksregeling profiteren, zijn frac tie geen enkel bezwaar heeft tegen verlening van de in dit voorstel ge noemde bijdragen. Spreker heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de woorden van wethouder de Haan, maar omdat het hem bekend is dat op de begroting voor 1966 van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk o.a. een subsidiepost van 130.000,-- voor harmonie en fanfare en een subsidiepost van 787.000,voor manifestaties op het gebied van de muziek voorkomen, dringt hij er op aan dat het college voor alle securiteit nagaat of niet toch een mogelijkheid bestaat om ergens van een rijksregeling te profiteren. Hij merkt hierbij op dat men vanavond heeft kunnen constateren, dat het wel eens voorkomt dat het college niet volle dig op de hoogte is van alle bestaande rijksregelingen. De wethouder DE HAAN merkt op dat de door de heer de Groot be doelde informaties reeds geruime tijd gijn genomen bij mensen die zeer wèl - 258 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 259