12 december 1967. srs- ort- ek- un- r n ng kre- jk en? chil- lecht als an •ven •e De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL spreekt daarop de volgende rede ui t Mijnheer de voorzitter.' Bij alle eentonigheid die de begrotings behandeling de laatste jaren gaat kenmerken, hebt u voor enige variatie ge zorgd door uw antwoord op het gecombineerd verslag van het afdelingsonder- zoek dit jaar met dat verslag te combineren. Wij hebben er begrip voor, dat er bijzondere omstandigheden waren, die de voorbereiding van deze vergade ring bemoeilijkt hebben. Wij hebben waardering voor de wijze, waarop een en ander toch nog in redelijk korte tijd tot stand gekomen is. Toch neemt dit niet weg, dat wij ons afvragen of de nu gevolgde methode wel de juiste en de meest gelukkige is. Verscheidene in de afdelingen gestelde vragen zijn slechts gedeeltelijk of eigenlijk in het geheel niet beantwoord. Welke dat zijn, zal in het verloop van deze vergadering wel duidelijk worden. In grote lijnen vertoont deze begroting hetzelfde beeld als dat voor 1967. In grote lijnen kunnen wij dezelfde waardering en ook dezelfde kritiek hebben voor hetgeen erin tot uitdrukking is gebracht. Het financieel corset - ons door de rijksoverheid aangetrokken - is nog onverminderd in zijn nauwste stand aangesnoerd. Dat wij hier dit jaar niet verder op ingaan, worde niet opgevat als een teken dat wij er in zouden berusten. Berusting is funest. Gelukkig toont ook het college geen tekenen van berusting. Men gaat voort met het maken van plannen, getuige het te langen leste verschenen investeringsoverzicht 1967-1971, na zeer korte tijd gevolgd door het investeringsoverzicht 1968-1972. Men kan zich afvra gen of niet het tweede alleen voldoende zou zijn geweest en men zich de moeite van het drukken van het eerste had kunnen besparen. Wat het maken van plannen betreft zal het u wel duidelijk gewor den zijn dat met betrekking tot de huidige stedebouwkundige een groeiend onbehagen te bespeuren valt. Over de uitbreidingsplannen en alles wat daarmede samenhangt, is in de afdelingen uitvoerig gesproken. Aangezien u onze nota over deze mate rie hebt toegezegd, willen wij deze eerst afwachten en er op dit moment niet verder op ingaan. Hier en nu zij echter gezegd, dat onze fractie ver wacht, dat deze nota binnen afzienbare tijd ter beschikking en ter bespre king komt. Bovendien willen wij er nog eens met nadruk op wijzen, dat wij menen, dat de raad van den beginne af met de gang van zaken betreffende een bepaald uitbreidingsplan op de hoogte moet worden gebracht en tot inspraak moet worden in staat gesteld. Het beleid inzake grondaankoop wordt voortgezet. Wij kunnen het hiermede eens zijn, mits men zich regelmatig de vraag stelt of de urgentie nog wel steeds even groot blijft. Dat de groei van Soest tot staan is geko men, hangt stellig samen met de zo geringe toename van het aantal woningen. Toch is het de vraag of er niet ook andere factoren in het spel zijn. Hebt u als college een indruk over de druk van buitenaf? Neemt deze af, of is er geen merkbare verandering? De interesse van industrieën om zich hier te vestigen is - als ik wel ben ingelicht - niet groot. Naast de beschikbare woonruimte kan het feit, dat Soest in het verleden industrievestiging niet te zeer heeft aangemoedigd, een factor zijn. Maar is er in de laatste tijd niet meer veranderd? Hoe denkt het college over dit punt? Er is in Soest nog steeds sprake van woningnood. Met verlangen wordt dan ook uitgezien naar het soelaas, dat de bouw in het Soesterveen moet brengen. Het is daarom te betreuren, dat het tempo van die bouw ver traagd is. Wij hopen, dat er zich nu verder geen complicaties meer zullen voordoen, al zijn wij er niet gerust op. Hoe staat het b.v. met de toewij zing van nouwvolume voor het contingent woningwetwoningen voor 1968? Is er met enige zekerheid te zeggen of er voor de bouw in het Veen een toewijzing te verwachten is? - 303 - ji jde e

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 304