17 februari 1967. niet het effect hebben dat men ervan verwacht. Als de raad niettemin meent dat zo'n betere verlichting moet worden aangebracht, dan moet hij maar met desbetreffende voorstellen komen. Die kunnen dan bij een volgende begroting worden bekeken. De VOORZITTER zegt dat voor zover hem bekend is, de verlichting van de rijksweg in Baarn door de rijkswaterstaat en dus niet door de ge meente Baarn is aangelegd. Spreker staat op het standpunt, dat de verlich ting van de rijkswegen een taak van het rijk is. De heer OLDENBOOM meent dat wethouder Hilhorst heeft gezegd, dat 21 de raad het doen van bepaalde grondaankopen aan het college kan delegeren. Spreker dacht dat bij een eerdere gelegenheid is gebleken dat dat niet mo gelijk is. Hij vindt het een bijzonder^onzakelijk gedoe, dat ter zake steeds een aantal stukken als hamerstukken de raad passeren en zou het op prijs stellen als een poging werd aangewend om te bereiken, dat de raad het col lege van burgemeester en wethouders wat dit betreft machtigingen kan ver lenen. De wethouder HILHORST zegt dat zo'n poging al is aangewend, doch 21 dat het toen niet mogelijk is gebleken, het college ter zake te machtigen. Men heeft toen een begroting opgesteld ten aanzien van de Nieuweweg en de Beukenlaan en is toen gekomen tot een bedrag dat hoger was dan het bedrag dat met betrekking tot de delegatie van bevoegdheden van de raad als grens is gesteld. Op grond daarvan heeft het provinciaal bestuur in verband met financieringsmaatregelen geweigerd, ter zake medewerking te verlenen. Een geheel andere zaak is de vraag of daarnaast niet de grondafstanden nadat zij de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan zijn gepasseerd, zonder dat zij elk officieel door de raad worden bekrachtigd door het college kunnen worden afgedaan. Spreker denkt hierbij aan het beschikbaar stellen van één totaalbedrag voor een aantal grondafstanden. De heer OLDENBOOM zegt dat hij altijd gevoelig is voor zulke ef ficiënte maatregelen. Hij geeft het college in overweging een desbetref fend voorstel te doen. De wethouder HILHORST merkt op dat een dergelijk voorstel in dertijd is gedaan, doch dat het in verband met de financiëring niet voor verwezenlijking vatbaar bleek te zijn. Hierover kan misschien nog eens worden gesproken in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan. De tegenwoordige gang van zaken leidt tot onmogelijke situaties. Wat de Birkstraat betreft zit men op het ogenblik met vier gevallen van grondaf- stand. Daarover is in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan gespro ken. De gemeente kan de desbetreffende grond wel in handen krijgen als zij er maar goud op legt. Maar het is voor de gemeente niet verantwoord om hiervoli zo veel uit te trekken en het is nog minder verantwoord ten opzichte van degenen die hun medewerking hebben verleend en hun grond tegen een veel lagere prijs aan de gemeente hebben afgestaan. De heer DE BRUIN meent dat hij in zijn betoog geen enkel wantrou wen ten aanzien van het college heeft uitgesproken. Hij heeft alleen de suggestie gedaan om de machtigingen te beperken, omdat in de commissiever gadering is gebleken, dat 99% van de raadsleden niet op de hoogte is van de machtigingen die door de raad aan het college zijn gegeven. De heer Oldenboom heeft gezegd dat de machtiging altijd kan wor den ingetrokken. Dat is natuurlijk zo. Maar spreker heeft meer bedoeld te zeggen, dat aan het einde van een raadsperiode de raad als instituut blijft bestaan, maar andere personen in de raad plaatsi.nemen De heer PIEREN zegt dat er enige opmerkingen zijn gemaakt over de Birkstraat, waarop hij verder niet wil ingaan. Voor zover hij weet be staan er bij het college plannen om over te gaan tot het aantrekken van een verkeersdeskundigeHoever is het college met deze plannen gevorderd? Is het niet mogelijk in overleg met de eventueel aan te trekken verkeers- - 32 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 33