12 december 1967. Maar dat is de oplossing niet. Er moet een woonklimaat worden geschapen, waarin de mensen met plezier wonen. Het doet er niet of de woonblokken 1000 meter hoog zijn, het gaat erom dat de bewoners een goede woning hebben, waarin zij met plezier wonen. Dat is belangrijk en naar sprekers wijze van zien zelfs het allerbelangrijkste. Het is op dit moment ook de belangrijkste opgave voor het gemeentebestuur om aan deze voorwaarde te voldoen. Voor de samenstelling van de toegezegde nota wil hij daarom enige suggesties aan de hand doen. Men zou moeten uitgaan van: a. een maximale leefbaarheid van de buurt en niet van vooropgestelde nor men van groenvoorzieningen of hoog- en laagbouw (een-gezinswoningen); b. er moet worden gewerkt met teams. Daarbij dient men te onderkennen dat er drie niveaus zijn waarop de stede- bouw zich voltrekt. In de eerste plaats is er de landschappelijke planning (het plannen van parken etc.). Dit zou men dienen over te laten aan de gro te stedebouwkundigen, in het onderhavige geval de stedebouwkundige van Soest de heer Roorda van Eysinga of het bureau Van Embden. Daarnaast zijn er nog twee niveaus van stedebouwkunde te onderscheiden. Deze niveaus moeten op een andere manier worden aangepakt. Men zou apert fout handelen, wanneer men alles in één hand zou houden. Het tweede niveau is het plekken- plan (dit schijnt een term te zijn die langzamerhand wat meer gezag gaat krijgen) Dit is het opvullen van de wijken. Een stedebouwkundige heeft in zijn hoofd een bepaalde indeling in wijken (een bepaalde uitloop op groen of bepaalde verkeersvoorzieningen)Daarna moet er iemand komen die deze wijken gaat opvullen. Nu moet men niet zeggen dat dit niet interessant is, want dit is het meest wezenlijke voor de mensen die in de wijken komen te wonen. Er is in Nederland bijzonder veel aandacht besteed aan de indelin gen van de woningen zelf, maar men heeft vergeten dat de mens ook uit zijn woning komt en eentact heeft met zijn directe omgeving. Waar vindt men b.v. in nieuwe plannen looplijnen, de lijnen waarlangs de lopende mens zich begeeft. Als men naar een buurtwinkelcentrum wil, moet men meestentijds meters brede verkeerswegen oversteken. Dat is iets wat niet klopt. Met dat tweede niveau zullen plaatselijke architecten zich moeten bezighouden. Deze materie is zo hevig betrokken bij de mensen die in Soest wonen, dat zij het beste kan worden opgelost door iemand die elke dag in Soest loopt. Deze materie moet niet worden behandeld door iemand die in Delft achter zijn tekentafel zit, zij moet worden aangepakt door iemand die praat met de mensen en weet waarom het gaat. Ook de socioloog heeft in het tweede niveau een taak. Het aantrek ken van een socioloog moet niet geschieden voor het opstellen van een al gemeen rapport voor Soest. Deze socioloog zal in het team - er zal frequent moeten worden vergaderd - ook zijn geluid moeten laten horen. Tenslotte krijgt men de derde laag van architecten, die zorgen voor de vormgeving van de woningen, de z.g. woningarchitecten. Men zal ervoor dienen te waken dat de architecten van een bouw onderneming de gehele situatie gaan bepalen waarin de woonblokken tot stand komen. Waar de woonblokken moeten komen wordt bepaald door de middel ste architecten (de plaatselijke architecten)bij wier beslissing de architecten van de woningpïèich compleet hebben neer te leggen. Dat moet een situatie worden die goed in de hand wordt gehouden. Het is een zoeken en tasten. Men zal in den beginne al gauw te horen krijgen dat alles een hoop geld gaat kosten. Men zal niet mogen vergeten dat b.v. in Engeland de ontwikkelings kosten van een wijk 10% zijn van de totale kosten. Dat behoeft men niet direct als voorbeeld te nemen, maar in Engeland loopt men op het gebied van de stedebouwkunde echter wel voorop. Dat is ook in Zweden het geval. Een foutieve planning kost veel meer dan een juiste ontwikkeling. Een

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 356