18 december 1968
gekend, houdt verband - en dat staat ook in het stuk - "met het onder
ongunstiger omstandigheden exploiteren van de door de verkoper gepachte
percelen". Die percelen liggen nlaanzienlijk verder het Veen in. Daar
om is er een zekere vergoeding gegeven. Die wordt in mindering gebracht,
wanneer te zijner tijd de pacht werkelijk wordt ontbonden en er een an
dere pachtschade wordt uitgekeerd.
De heer WESTRA merkt op dat de heer Roest land heeft gepacht
van de heren Swager en Butzelaar. In de thans voorgestelde koopsom is
tevens een vergoeding opgenomen voor de pachtschade die de heer Roest zal
lijden, wanneer eventueel die pachtcontracten worden beëindigd. Daarbij
is de gemeente echter tot op heden geen partij. Daarbij zijn alleen par
tij de heren Swager, Butzelaar en Roest. Met betrekking tot de vraag of
de pachtontbinding ooit zal plaatshebben en met betrekking tot het tijd
stip waarop een eventuele pachtontbinding zal plaatshebben, bestaat geen
enkele zekerheid. Daarom vraagt spreker zich af, of het redelijk is nu
reeds in de koopsom een pachtschade op te nemen met betrekking tot pacht
overeenkomsten, waarbij de gemeente in het geheel geen partij is. Wan
neer de heer Roest nog tien of twaalf jaar pacht heeft, zal het afkopen
van de pacht een heel ander bedrag vergen dan het thans genoemde bedrag.
Wanneer de pachttermijn reeds ver is verstreken, rijst de vraag of het
thans genoemde bedrag niet te veel is. In wezen zijn de heren Swager en
Butzelaar in dezen partij, maar zij handelen niet mee.
De wethouder mevrouw WALTER-van der Togt merkt op dat deze
zaak met de deskundige van de heer Roest helemaal is doorgesproken. Alle
detailpunten zijn doorgenomen. Spreekster neemt daarom aan, dat de weer
gegeven overwegingen juist zijn. Zij zou dat echter niet precies kunnen
vertellen
De VOORZITTER merkt op dat het woord "pachtschade" in twee be
tekenissen kan worden gebruikt. Wanneer een landbouwer door hem gepacht
land verliest, lijdt hij schade. Daarvoor wordt pachtschade betaald. In
het onderhavige geval gaat het echter niet om pachtschade in deze zin.
Hier gaat het om schade die de pachter lijdt, doordat zijn bedrijfsvoe
ring zoveel moeilijker wordt. En daarvoor wordt een vergoeding gegeven.
Daarbij is echter gezegd, dat wanneer de pachter later pachtschade krijgt
in de normale betekenis van het woord, de thans genoemde vergoeding
wordt afgetrokken van de dan vast te stellen pachtschade. Anders zou de
betrokkene tweemaal een schadevergoeding ontvangen. Het is mogelijk dat
de vergoeding die de gemeente nu de pachter betaalt wegens het moeilijker
worden van zijn bedrijfsvoering, ten slotte ten goede komt aan de eige
naars - niet de gemeente zijnde - van de gepachte grond. Dat zou het
geval zijn als de gemeente deze grond niet tijdig koopt.
In het onderhavige geval gaat het echter niet om pachtschade in
de strikte betekenis van het woord. Het gaat meer om bedrijfsschade. De
heer Van Poppelen zal misschien een beter woord hiervoor weten.
De heer VAN POPPELEN zegt dat de toelichting van de voorzitter
volkomen juist is. Men heeft hier niet met pachtschade te maken, maar met
een schadevergoeding voor het moeilijker worden van de exploitatie van
de grond.
De heer WESTRA merkt op dat in het rapport de pachtschade in
twee delen wordt gesplitst. Het eerste gedeelte betreft de exploitatie
van het terrein, dat is gepacht van de heren Swager en Butzelaar. Daar
voor wordt 26.000,-- berekend. Spreker vraagt zich nu af, of ten op
zichte daarvan reeds pachtschade moet worden uitbetaald, terwijl de man
het betrokken land nog normaal in gebruik heeft. Wanneer de desbetreffen
de grond later door de gemeente wordt gekocht en de gemeente moet dan
pachtschade betalen, dan zou een en ander inderdaad kunnen worden verre
kend. Wanneer echter vóór die tijd de pacht wordt ontbonden en de heren