20 december 1968 De heer DE BRUIN spreekt hierna als volgt: Mijnheer de voorzitter.' Nu wij als raad vandaag de begroting voor het jaar 1969 in behandeling nemen, kijken wij onwillekeurig ook even terug naar het bijna afgelopen jaar 1968. Wij behoeven er niet trots op te zijn, maar wij zijn als raad toch wel dankbaar voor hetgeen in 1968 tot stand is gekomen. Er is door de raad veel werk verzet, speciaal in de laatste maanden. Wij hopen dat door de raad genomen besluiten, wanneer zij eenmaal ten uitvoer zijn gebracht, tevredenheid zullen geven en de Soester bevolking in haar totaliteit van nut zijn of binnen niet al te lange tijd van nut zullen zijn. Als wij thans de antwoorden van het college in volgorde de revue laten passeren, dan komen wij al direct terecht bij de eerste alinea van de algemene opmerkingen (pagina 1 van het Antwoord), waarin staat "In verband met de onderhandelingen inzake de overloop uit het Gooi is het weinig zinvol thans een nieuwe staat van te ver wachten investeringen in de komende jaren samen te stellen." Wij zijn echter van mening dat dit juist zeer dringend gewenst is ten einde een soort van selectie tot stand te kunnen brengen ten aan zien van wat wij als gemeente nu van plan zijn te doen voor de huidige eigen bevolking en wat er naderhand gedaan moet worden voor de overloop uit het Gooi in verband met het daar heersende gebrek aan woningen en ruimte Wat het efficiëncy-onderzoek betreft zal onze fractie gaarne zien dat dat alsnog zal plaatshebben. Gelet op het feit dat de taak der gemeente steeds groter wordt achten wij een dergelijk onderzoek van groot belang. In dit geval mogen zeer zeker de kosten voor de baat uit gaan Bij het woningbedrijf merken burgemeester en wethouders op dat naar de Euro-huurwoningen een redelijke vraag bestaat, waarbij de ver gunningen hoofdzakelijk aan niet-Soesters zijn verleend. In dit verband herhalen wij de vraag die wij reeds meermalen hebben gesteld: Voor wie worden eigenlijk in Soest de toch in wezen in het landschap niet passen de hoogbouwwoningen gebouwd? Voorts vernemen wij betreffende dit punt gaarne of de reeds gerealiseerde hoogbouw een dusdanige voldoening heeft gegeven, dat wij op de ingeslagen weg moeten voortgaan of dat het tegen deel het geval is. Onze fractie meent dat, als Soesterveen I gereed is, de hoogbouw moet worden beëindigd. Terecht stellen burgemeester en wethouders in het Antwoord dat het ophalen van huisvuil een voortdurende zorg is en dat de bevolking zal moeten medewerken. In dit verband verzoeken wij burgemeester en wet houders de raad een nota te doen toekomen inzake de kosten die zijn ver bonden aan het met de bakkenladers meerijden van een vrachtauto voor het ophalen van grof huisvuil (bijv. één keer per week). Aan de hand van deze nota zou de bevolking kenbaar kunnen worden gemaakt dat bij een dergelij ke gang van zaken één emmer niet 18,-- maar 36,per jaar gaat kos ten. Mijnheer de voorzitter.' Het staat ons bijzonder tegen dat bur gemeester en wethouders het niet juist achten het vertrouwelijk overleg inzake de urgentie van uit te voeren kapitaalswerken tussen gedeputeerde staten en het college ter kennis van de raad te brengen. Aan het hoofd van een gemeente staat een raad, bijgestaan door een college van burge meester en wethouders, waarbij de wethouders uit zijn midden zijn geko zen. Wij doen derhalve, mede uit een oogpunt van democratie (dat wil zeg gen het zoveel mogelijk behandelen van zaken in het openbaar), bij dezen het voorstel het resultaat van dit vertrouwelijk overleg tijdig ter ken nis van de raad te brengen. - 288 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 289