21 februari 1968. De VOORZITTER zegt dat men bij het maken van de bij voorstel 4b behorende tekening is uitgegaan van de toestand zoals die zal zijn als voorstel 4a is geëffectueerd. Dan klopt het wel. De heer DE BRUIN is ter plaatse geweest en heeft geconstateerd, dat de situatie thans reeds is, zoals op de bij voorstel 4b gevoegde teke ning staat aangegeven. Voor de zoveelste keer is er derhalve sprake van een stuk dat komt als mosterd na de maaltijd. De VOORZITTER: Dat weet ik niet. De heer DE BRUIN wil graag een einde gemaakt zien aan deze gang van zaken. Tot uitvoering van een voorstel mag worden overgegaan, wanneer de raad een raadsvoorstel heeft aangenomen. Doen burgemeester en wethouders dit niet, dan zal spreker zeer tot zijn spijt andere kanalen moeten aanboren om aan de ongewenste toestand een einde te maken. De wethouder mevrouw WALTER-van der TogtWij zullen trachten der gelijke zaken te voorkomen. De heer DE BRUIN: Niet trachten wethouder, maar doen.' Voortgaande zegt spreker in de loop der jaren al vele malen met een kluitje in het riet te zijn gestuurd. Aan trachten heeft men niets. Aan het hoofd van een gemeente staat een raad en niet een college van burgemees ter en wethouders. Dat college is het uitvoerende orgaan. Spreker neemt het niet langer dat de raad bij voortduring voor een fait accompli wordt gesteld (een werk is al uitgevoerd, voordat het desbetreffende raadsvoorstel in de raad komt). De VOORZITTER gelooft dat het inderdaad bij tijd en wijlen kan voor komen, dat door toevallige omstandigheden een bepaald werk wat voorbarig wordt uitgevoerd. Aan de andere kant wordt ernaar gestreefd dit te voorkomen. Het onderhavige geval heeft weinig te maken met de vraag wie aan het hoofd van de gemeente staat. Da raad of het college van burgemeester en wethouders. Het gaat er alleen om, om achteraf vast te stellen of het wel nodig is ge weest om het onderhavige werk zo snel uit te voeren. Dit vraagstuk kan het beste nog eens in de betrokken commissie worden bekeken, want op dit moment is ook spreker niet in staat een antwoord te geven. Het voorstel wordt, met vaststelling van de desbetreffende begro tingswijziging, zonder hoofdelijke stemming aangenomen, b. aan het Dorpsplein en de Sterrenbergweg met P.J, van Leeuwen De VOORZITTER zegt dat er in punt 4 van het besluit een kleine on duidelijkheid staat. Met betrekking tot de belastingschade is er sprake van "toekomstige jaar". Er moet echter staan "toekomstige jaren". De heer WESTRA merkt op dat deze materie in de financiële commis sie is besproken. Onder punt 4 staat: "als belastingschade zal alsdan worden aangemerkt het eventueel hogere bedrag aan inkomstenbelasting, dat van P.J. van Leeuwen over het be lastingjaar, waarin de toegift wordt uitbetaald". Deze toegift wordt maar een keer uitbetaald. Over dat jaar zou de heer Van Leeuwen belastingschade kunnen lijden en over dat jaar moet er dus een vergoeding worden betaald. De toevoeging "toekomstige jaar" of "toe komstige jaren" heeft geen zin, want de toegift wordt maar een keer betaald. Toekomstige jaren spelen bepaald geen rol. Wel kan de heer van Leeuwen ook in een tweede of derde jaar voordeel hebben van de transactie door vermogens vermeerdering of anderszins. Spreker meent dat het slechts in de bedoeling ligt om de belastingschade te vergoeden die de heer Van Leeuwen lijdt in het jaar dat de toegift wordt uitbetaald. De VOORZITTER zegt dat de belastingclausule uit een stuk van Van Leeuwen is overgenomen. Uiteraard is er sprake van een eenmalige betaling. De heer WESTRA: De mogelijkheid bestaat dat van Leeuwen ten gevolge van deze transactie ook in andere jaren voordeel geniet. De VOORZITTER vraagt of de raad ermede akkoord kan gaan, dat burge-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 28