20 december 1968. ke gebeurtenissen die zich in de naaste toekomst zullen voltrekken. Terecht is opgemerkt dat er door de vier grote gemeenten - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht - is gesproken over de stich ting van een centraal slachthuis. Dit centrale slachthuis zou moeten wor den gesitueerd in de gemeente Bodegraven. Voorzover spreker bekend, heeft alleen de gemeente Rotterdam belang bij een centraal slachthuis. Deze ge meente heeft een zeer oud slachthuis, dat nodig moet worden vernieuwd. In de andere gemeenten is dat niet zo. De gemeente Utrecht schijnt nogal wat bezwaren te hebben tegen de voorgestelde concentratie. Bodegraven ligt vrij ver van de vier grote steden vandaan. Speciaal bij de vlees grossiers schijnen ernstige bezwaren te bestaan tegen de voorgestelde concentratie, omdat het vervoeren van het vlees natuurlijk ook enorme kosten met zich medebrengtDe vervoerskosten drukken vanzelfsprekend op de vleesprijzenDe plannen voor één centraal slachthuis bevinden zich nog in een zeer pril stadium. Er is nog niets met zekerheid te zeggen omtrent de afloop. Vanzelfsprekend blijven burgemeester en wethouders de zaak volgen. Wanneer dat nodig blijkt zal het college niet nalaten de nodige aandacht te besteden aan deze zaak. Met betrekking tot een concentratie van de gasbedrijven kan niets met zekerheid worden gezegd. Enkele dagen nadat het Antwoord van burgemeester en wethouders aan de raad was uitgegaan, is bij het college een vertrouwelijke nota van het G.C.N. binnengekomen. Er is sprake van een klein lijvig boekwerk. Lezing, bestudering en bespreking van de nota is in verband met de drukte in de maand december uitgesteld tot januari. Dit uitstel is mogelijk, omdat G.C.N. heeft verzocht het standpunt van het college over ongeveer drie maanden te mogen vernemen. Bij de bestu dering van de desbetreffende nota wordt uit de aard der zaak ook de com missie voor het gasbedrijf ingeschakeld. De raad zal op deze wijze zo volledig mogelijk op de hoogte worden gesteld van de gang van zaken. Zonder in details te treden kan spreker mededelen dat er sprake is van een uitermate moeilijke zaak. De nota is uitgebracht door het G.C.N., dat wil zeggen door de verschillende (zes) deelnemende bedrijven. De structuur van deze bedrijven is nogal verschillend. Sommige bedrijven floreren, andere niet. Het gasbedrijf van Soest verkeert in een zeer gun stige positie. Het ligt voor de hand dat een florerend bedrijf nooit de dupe mag worden van een bepaalde concentratie. Een concentratie mag dan ook niet leiden tot een verhoging van de gasprijzen in Soest. Deze aan gelegenheid zal dan ook met zorg door technische en financiële specialis ten moeten worden beoordeeld. Bekeken zal dienen te worden of Soest al dan niet kan meedoen aan een concentratie. De heer De Bruin zij erop geattendeerd dat burgemeester en wethouders geen reden zien om af te wijken van hun in het Antwoord op genomen mening met betrekking tot de legeskosten bij crematie. Hetzelfde geldt voor de heffing van straatbelasting op de on gebouwde eigendommen. In het Antwoord heeft men kennis kunnen nemen van de motieven van burgemeester en wethouders. Het voorstel van de heer De Bruin mag wat de lastenverdeling betreft rechtvaardig lijken (dat is ook wel zo)maar de opbrengsten zijn niet evenredig aan de arbeid die moet worden verricht. De opbrengst zou 2.000,k 3.000,per jaar zijn. Tegenover deze geringe opbrengst staan veel te hoge kosten. Terecht heeft de heer De Groot gesteld dat de militaire tehui zen niet hebben verzocht om verhoging van de subsidiebedragen. In de on derwijscommissie is echter door een van de leden het voorstel gedaan de betrokken subsidies te verhogen. Dit voorstel is door het college over genomen. Burgemeester en wethouders kunnen thans echter niet instemmen met een voorstel om ook de subsidie voor de Nationale Bond tegen het vloeken te verhogen, hoewel de heer De Groot zal begrijpen dat spreker - 309 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 310