20 december 1968.
De heer De Bruin zij erop gewezen dat de bossen van de gemeen
te zijn. De Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappij voert in de bossen
het beheer namens de gemeente uit. De Koninklijke Nederlandse Heide Maat
schappij kan derhalve geen eigen beleid voeren.
De heer DE BRUIN: Dat gebeurt wel.'
De VOORZITTER: Dan moet dat gecorrigeerd worden.
De heer WESTRA zegt dat mevrouw Polet heeft gewezen op de nood
zaak van extra controle bij crematie. Deze noodzaak is bekend en hij zal
er dan ook niet verder op ingaan.
Mevrouw Polet heeft daarnaast een betoog gehouden dat eigenlijk
pleit voor het uit de legesverordening verwijderen van de heffing voor
het schouwen van een lijk bij crematie. Zij heeft aangetoond dat de over
heid belang heeft bij het schouwen. De kosten die in het belang van de
overheid worden gemaakt worden afgewenteld op de particulier.
Daarenboven dient men te bedenken dat de overheid bij crematie
niet meer kosten heeft. Bij begraven is dat niet het geval. Het onder
houd van de begraafplaats in Soesterberg kost bijv. 10.000,per jaar.
Wanneer de crematiegedachte niet zal worden bevorderd, dan zal in de toe
komst blijken dat als gevolg van de toename van de bevolking de ruimte
die nodig is voor begraven te gering is. Het is dan ook in het belang van
de overheid dat hoe langer hoe meer mensen besluiten tot crematie. Spre
ker stelt dan ook voor de betrokken bepaling uit de verordening te lich
ten.
Mevrouw POLET-Musler merkt op dat de heer Westra een argument
naar voren heeft gebracht, waaraan zij nog nooit heeft gedacht. Tot op
zekere hoogte heeft de heer Westra gelijk. Voor het begraven moet de
gemeente permanente kosten maken, terwijl dat bij een crematie slechts
een keer het geval is. De gemeente is, ook wanneer zij het bedrag voor
de schouwing voor haar rekening neemt, goedkoper uit wanneer iemand zich
laat cremeren, dan wanneer iemand zich laat begraven. Spreekster komt
dan ook terug op haar aanvankelijk ingenomen standpunt en steunt het
voorstel van de heer Westra.
De VOORZITTER zegt dat het door de heer Westra naar voren ge
brachte argument niet juist is. De rijksoverheid eist een extra schou
wing. In de gedachtengang van de heer Westra voortredenerend zou ge
steld moeten worden, dat het Rijk de extra kosten voor zijn rekening
neemt. Het Rijk doet dat niet. De gemeente, die verder niets te maken
heeft met de rijksregeling, moet de kosten voor haar rekening nemen.
Het is dan ook logisch dat de gemeente de kosten doorberekent
Het is helemaal geen vaststaand feit dat de gemeente kosten
moet maken voor begraafplaatsen. In incidentele gevallen - voor be
graafplaatsen waar heel weinig begraven wordt - kan dat mogelijk zijn,
maar tal van begraafplaatsen vormen een winstgevend objectMen kan
dan ook niet zonder meer stellen dat een begraafplaats de gemeente geld
kost. Dat hangt van de omstandigheden af. In Soest heeft de gemeente
geen begraafplaats; er behoeven derhalve geen kosten te worden gemaakt.
In Soesterberg is een kleine, nieuwe begraafplaats voor een kleine ge
meenschap. Voor deze begraafplaats moeten wel kosten worden gemaakt.
Deze begraafplaats is aangelegd om service te bieden aan Soesterberg.
Er is helemaal geen sprake van een principiële zaak. Men kan niet stel
len dat er geen geld mag worden gevraagd voor de kosten die moeten wor
den gemaakt voor de extra schouwing bij crematie, omdat er enige kosten
moeten worden gemaakt voor een kleine begraafplaats in Soesterberg.
Wanneer de kosten voor het onderhoud van een begraafplaats te hoog wor
den, dan zullen de begrafenisrechten moeten worden verhoogd.
De heer WESTRA zegt dat schouwing moet plaatsvinden, wanneer
iemand overlijdt zonder dat vooraf geneeskundige behandeling heeft
- 358 -