20 december 1968.
De heer WESTRA: Dat heb ik ook niet als argument gebruikt.
De VOORZITTER: U heeft gezegd dat de mensen met een huis wel
moeten betalen.
De heer WESTRA: Ik heb gesproken over sociale onrechtvaardig
heid
De VOORZITTER meent niet dat er sprake is van sociale onrecht
vaardigheid. Een stukje grond is heel anders dan een huis; de opbrengst
van een stukje grond is ook veel lager dan de opbrengst van een huis.
Gewoon om praktische redenen wordt er geen belasting geheven over de on
gebouwde eigendommen. Niemand is met deze belastingheffing gebaat. De
belasting voor de gebouwde eigendommen zal niet lager worden door de
invoering van een heffing op ongebouwde eigendommen. Het rendement van
een belasting op ongebouwde eigendommen is praktisch nihil, terwijl een
heleboel mensen worden gehinderd en een aantal ambtenaren aan het werk
wordt gezet
De heer WESTRA zegt de betrokken ambtenaren de raad te willen
geven informaties in te winnen bij een waterschapssecretaris. Deze moet
feitelijk dezelfde heffingen opleggen. Bij de waterschappen maakt men
gebruik van een minimumaanslag. Er worden door de waterschappen zeer
gemakkelijke methoden gebruikt om de kosten van heffing te drukken.
Spreker zal geen voorstel indienen, maar hij blijft van mening
dat er sprake is van een sociale onrechtvaardigheid.
De heer 0LDENB00M merkt op dat de belastingheffing op een aan
tal grondbeginselen steunt. Het utiliteitsbeginsel is een van deze
grondbeginselen. De heer Westra legt meer de nadruk op het rechtvaar
digheidsbeginsel. De voorzitter en de heer Westra hebben in feite beiden
gelijk; de vraag is alleen welk beginsel men zwaarder laat wegen.
De VOORZITTER: Ik heb niet gezegd dat de heer Westra ongelijk
heeft; ik heb alleen gezegd dat wij het niet eens worden.
De heer WESTRA merkt op dat de perceptiekosten niet zo vrese
lijk hoog zijn.
De VOORZITTER zegt dat de situatie bij een waterschap veel
eenvoudiger is, omdat dlle percelen onderhoudsplichtig zijn.
De heer WESTRA: Hier ook.'
De VOORZITTER: Neen, want er zijn ook percelen met huisjes
die onder een andere heffing vallen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnummer 6.17.
Bij dit volgnummer stelt de voorzitter aan de orde punt 6e
van de agenda:
e. het gewijzigd vaststellen van de verordening op de heffing van een
rioolbelasting
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Volgnummer 6.23.
Bij dit volgnummer stelt de voorzitter aan de orde punt 6f
van de agenda
f. het gewijzigd vaststellen van de verordening op de heffing en invor
dering van een rioolafvoerrecht
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Hoofdstuk VI wordt, voor wat de inkomsten betreft, zonder
hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld.
- 361 -