De heer VAN DEN BERG: Inderdaad. De wethouder DE HAAN: Juist. Enerzijds heeft de werkgever, vertegenwoordigd door drie leden, in de verhouding 2 1 zich voor de rijksregeling uitge sproken. Aan de andere kant hebben de werknemers in de verhouding 5 1 zich voor de door het centraal orgaan geadviseerde regeling uitgesproken. Dit bete kent dat de ene stem bij meerderheid werd bepaald naar de ene kant en dat de andere stem bij meerder heid werd bepaald naar de andere kant. Het was dus onbeslist en met betrekking tot zo'n geval staat in het reglement op het georganiseerd overleg, dat dan de gemeenteraad een beslissing dient te nemen. Daar mede zijn wij nu bezig en ik geloof dus niet, dat hier de democratie ergens aan de haren wordt getrokken. Voortgaande zegt spreker dat men, zoals de heer Verheus even heeft aangeduid, kan stellen: het was misschien prettiger geweest dit in discussieverband te doen, want dan waren wij wellicht wat gemakkelijker tot een bepaalde conclusie gekomen. Daarbij doet zich echter een ander probleem voor: het georgani seerd overleg is ten dele samengesteld uit vakbondsver tegenwoordigers die nogal met volle agenda's zitten. Het bleek niet mogelijk om op een redelijke termijn vóór de raadsvergadering van vanavond een complete vergadering bijeen te roepen. Daarom is gekozen voor de weg van het schriftelijk overleg. In dat kader heb ben alle organisaties hun mening duidelijk omschreven gegeven. Men heeft er ook over vergaderd. Men is me rendeels met meerderheid van stemmen en wat sommi ge betreft zelfs vrij unaniem tot zijn besluit gekomen. Zo is de zaak door het college afgewikkeld. Het colle ge zat wat de tijd betreft gebonden aan de raadsverga dering van vanavond, ornaat het het niet juist vond de ze zaak nog langer uit te stellen door langere termijnen van indiening te geven. Het college heeft, eigenlijk ook in de geest van de redenering van de heer Van Poppe- len, uiteindelijk dit standpunt ingenomen: Laat ons niet in de ambtenarenwereld een tegenstelling creë ren; de rijksambtenaren in Soest krijgen De heer VAN DEN BERG: Die tegenstelling is er toch al en die hou je toch! De wethouder DE HAAN: volgens de circulaire, de organisaties willen wat anders, maar wij conforme ren ons toch liever aan de circulaire. Hierbij moet ik vooropstellen, aldus spreker, dat het college eigenlijk met geen van beide voorstellen bijzonder ingenomen was. De heer VAN DEN BERG: Wij zijn er, dacht ik, geen van allen bijzonder mee ingenomen. De wethouder DE HAAN merkt op dat het voor hem de vraag is of er nog niet ergens een formule zou kun nen worden gevonden die wellicht wat meer bevredi gend zou werken. Maar hierop kan hij op dit moment geen zinnig antwoord geven. Er is namelijk ook duide lijk bepaald, dat binnen het bedrag dat is gemoeid met de 1%-regeling sec, moet worden gebleven en dat daar van goedkeuring door hoger gezag zal afhangen. Bij een voor iedere ambtenaar gelijke uitkering van f. 140,- bruto zou men naar sprekers mening wel in de buurt blijven. Zou worden gekozen voor de mogelijke tussenweg waarbij ervan wordt uitgegaan dat feitelijk iedereen hetzelfde nettobedrag in handen zou moeten krijgen, omdat de duurte voor vrijwel iedereen gelijk optreedt, dan zou eerst een netto-uitkering moeten worden vastgesteld en zou vervolgens naar boven moe ten worden uitgerekend welke brutobedragen dat zou opleveren. Maar dan zou op dit moment geen zinnig 124 antwoord kunnen worden gegeven op de vraag op welk bedrag de netto-uitkering zou moeten worden bepaald. Op dit moment is echt niet te zeggen of dat bijv. f. 115,—, f. 120,- dan wel f. 125,- zou moeten zijn. Kiezende voor de kortste weg om tot een resul taat te komen, heeft het college gesteld.' Wij nemen de circulaire over en stellen de raad voor om dat ook te doen. De raad is uiteraard vrij om het anders te doen. Spreker heeft begrepen dat de heer Van Poppelen de zaak eigenlijk een beetje heeft geamendeerd door te vragen: Is het niet mogelijk om ergens door het druk ken van de grenzen waarbinnen dit gebeurt, te berei ken dat de laagst betaalden wat meer krijgen en dege nen met de hogere inkomens wellicht wat minder krijgen? Dat mindere kan niet zo heel veel minder zijn. De progressie in de belastingen werkt namelijk in de top het sterkst. Als de hoger geklasseerde ambte naren wat minder wordt gegeven, dan is het nettore sultaat niet zoveel minder, terwijl het voor de laagst betaalden wel vrij wat meer kan zijn. In die richting zou natuurlijk iets kunnen worden gedacht. Alleen is dan de moeilijkheid dat men op dit moment niet exact kan zeggen: Daar ligt het en daarmede zijn wij er. Dat is even het probleem. Het is spreker niet bekend in welk verband de door mevrouw Polet aangehaalde opmerking betreffende administratief voordeel is gebezigd. Het kan best zijn dat er vanuit een ambtelijke hoek is gesteld: Het zou veel werk geven als wij het anders doen. Maar dat mag natuurlijk nooit het motief zijn voor het innemen van een bepaald standpunt. Dat is dan ook zeer beslist niet gebeurd. De heer VAN POPPELEN merkt op dat de onderhavi ge materie zeer moeilijk is, vooral omdat binnen een bepaald budget moet worden gebleven- Hij zou willen voorstellen dat de raad vanavond besluit, dat aan alle ambtenaren een uitkering van f. 140,- bruto wordt ge geven en dat hetgeen dan overblijft aan de midden groepen, die min of meer het kind van de rekening dreigen te worden, wordt gegeven. Als hiertoe zou worden besloten, dan zou over de mogelijke regeling ten behoeve van de middengroepen nog in een volgen de vergadering kunnen worden gesproken. Maar dan zou de raad nu in ieder geval een principebesluit heb ben genomen en zou alvast aan alle ambtenaren de f. 140,- bruto kunnen worden uitbetaald. Mevrouw POLET-MUSLER gelooft dat wanneer ge beurt wat de heer Van Poppelen voorstelt, niet bin nen het vastgestelde totaalbedrag wordt gebleven. Spreekster heeft begrepen dat van de zijde van het college is gezegd, dat er nog een geheel andere moge lijkheid is, maar dat bij gebruikmaking daarvan niet vanavond de beslissing zou kunnen vallen, doch de beslissing bijv. de volgende maand zou moeten vallen. Zij heeft voorts begrepen dat dan tot een meer bevre digende conclusie zou kunnen worden gekomen. Met het oog hierop en omdat zij in dezen met de midden groepen meevoelt, gelooft zij dat de raad vanavond zou moeten besluiten tot uitstel van zijn beslissing met betrekking tot deze aangelegenheid. De duurte waar het in dezen om gaat komt het hardst aan bij de laagste-inkomensgroepen. De hogere-inko- mensgroepen hebben ten aanzien van het noodzakelij ke levensmiddelenpakket veel meer speling en zij heb ben dus ook meer ruimte om de duurte op te vangen. Op grond hiervan meent spreekster dat in ieder geval de lagere inkomens veilig gesteld moeten worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 123