Ie toestand op bibliotheekterrein.
Verschillende desbetreffende zaken hebben bijzonder
veel tijd en aandacht in beslag genomen Hierbij zij te
denken aan de verbetering van een filiaal, de stichting
van een nieuwe centrale, de oprichting van een filiaal
Soest-Zuid en de oprichting van een filiaal Soesterberg.
Al deze zaken zijn tussen 1 november 1966 en de vo
rige maand tot stand gekomen.
Men kwam vanuit drie verschillende instanties tot el
kaar in het stichtingsbestuur, men moest nog een beet
je aan elkaar wennen en moest de vorm nog vinden.
Het is dan ook uiteraard begrijpelijk, dat door het ho
ge tempo dat in de opzet is aangenomen, zich enkele
onvolkomenheden hebben voorgedaan. Als men na
gaat wat voorheen de budgetten waren van de bestaan
de bibliotheken en wat de huidige budgetten zijn, dan
zal men het begrijpelijk vinden dat iemand die de zaak
vroeger nog wel vrij vlot kon overzien, daarmede nu
wel eens een beetje moeite heeft. Dit is eigenlijk in
het algemeen het probleem waarmede het stichtings
bestuur heeft gezeten.
Wanneer op een gegeven moment een boekhoudkundig
redelijk goed opgestelde jaarrekening wordt geprodu
ceerd waarin wordt verondersteld dat er nog reserves
zijn, en men zich in dezelfde periode gaat opmaken
om een grote centrale te bouwen en dan tot de con
clusie komt, dat op basis van deze gegevens er vol
doende reserves aanwezig schijnen te zijn om een be
paald deel van de investering voor eigen rekening te
nemen, dan is dat een uitgangspunt dat op dat mo
ment juist is. Maar het behoeft geen betoog dat de
eindrekening er wat anders gaat uitzien als men dan
later, bij nadere specificering en uitleg, tot de ontdek
king komt dat de aanvankelijk geboekte reserves voor
een deel in de boeken zijn belegd en bovendien enige
begrotingen van verschenen jaren moeten worden
aangezuiverd.
Vooral ook het uitblijven van het rapport over de re
kening 1966/1967 heeft vertragend gewerkt, omdat
daardoor geen volledige rekening 1968 kon worden
opgemaakt. Alle vertragingen tezamen hebben ertoe
geleid, dat het stichtingsbestuur wel enig inzicht,
maar nog niet voldoende inzicht verkreeg.
Nu al deze zaken duidelijk zijn gebleken, is er zeker
ook in de kring van het stichtingsbestuur de totale be
reidheid om hieraan onmiddellijk en voorgoed wat te
doen. Door regelmatig een duidelijk overzicht van het
beeld te geven aan de bestuursleden en wat de resulta
ten van de algemene financiële toestand plus de uitle
ningen betreft ook regelmatig overzichten aan de pers
te verschaffen, hoopt men de, vooral op financieel
terrein wat moeizaam tot stand gekomen concentra
tie in dusdanige banen te leiden, dat er een ingedijkte
zaak ontstaat die er duidelijk en helder bij ligt.
Het is, in tegenstelling tot wat de heer De Groot ver
onderstelde, niet zo dat er helemaal geen geld is ge
weest. Wel is het zo, dat de samenstelling van het be
drag dat was opgevoerd anders was dan aanvankelijk
was verondersteld. Dat is te betreuren. Spreker ge
looft dat een wat meer gespecificeerde en overzichte
lijker wijze van inrichting van de boekhouding terzake
een bijzondere verbetering kan opleveren. Daarmede is
men bezig.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
256 (28) Voorstel tot het beschikbaar stellen van een kre
diet voor het wijzigen van de indeling van het noodge
bouw bij het gemeentehuis,
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
257 (29) Voorstel tot het verlenen van een subsidie ten be
hoeve van de recreatie van buitenlandse werknemers.
Dit voorstel wordt aangehouden.
258 (30) Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst
inzake de uitbetaling van rente in verband met een
reeds eerder gesloten koopovereenkomst met:
a. mevrouw A.M. van Asch-Van Geenen
b. J.W. Versteeg
c. mevrouw M.G. Feiken-Guldemond
d. G.J. van Doorn
e. de dames C. en E. Heinrich
f. A. Hooft
g. J. van den Hoed.
259 (31) Voorstel tot verkoop van grond, gelegen aan de
Dalweg aan de Woningbouwvereniging St. Joseph voor
de bouw van 216 woningwetwoningen.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De VOORZITTER schorst hierna de vergadering in
verband met de door hem bij de behandeling van de
ingekomen stukken aangekondigde filmvertoning.
Nadat de vergadering is heropend, stelt de VOORZIT
TER aan de orde:
Ingekomen stukken.
D, Brief d.d. 25 juli 1969, afdeling 2B, nummer 1737/
2157 van gedeputeerde staten van Utrecht, waarbij
het rapport vuilverwijdering wordt toegezonden, met
voorstel in principe in te stemmen met het advies een
gemeenschappelijke regeling in het leven te roepen en
tevens akkoord te gaan, dat de coördinerende werk
zaamheden door het college van gedeputeerde staten
van Utrecht worden verricht.
De VOORZITTER voegt, wegens het feit dat de ge
meente Soest ten aanzien van de vuilverwerking met
de gemeente Baarn samenwerkt, aan dit voorstel toe:
ervan uitgaande dat de raad van de gemeente Baarn
een zelfde standpunt inneemt.
Wanneer de raad akkoord gaat met dit voorstel, zou
spreker de raad ook willen voorstellen om bij gedepu
teerde staten naar voren te brengen de wens dat een
vertegenwoordiger van Soest-Baarn, wie dan ook uit
het bestuur van de gemeenschappelijke regeling tus
sen Soest en Baarn, bij de desbetreffende voorberei
ding wordt betrokken. Het onderhavige rapport is
samengesteld door een commissie en men stelt zich
voor om uit die commissie een voorbereidingscom
missie te benoemen voor de verdere uitwerking van
de totstandkoming van de gemeenschappelijke rege
ling in kwestie. In die commissie is Soest-Baarn niet
vertegenwoordigd, maar het naar voren brengen van
de hiervoren bedoelde wens lijkt spreker toch wel re
delijk op grond van het feit dat Soest en Baarn in het
Utrechtse toch wel een bijzondere plaats innemen
en bovendien eigenlijk al voordat andere gemeenten
wat deden het probleem hebben aangepakt en een
op het ogenblik behoorlijk werkende installatie heb
ben, die alleen door de verandering van de samen
stelling van het vuil en door de grotere toevloed van
het vuil nu in moeilijkheden komt.
Mevrouw POLET-MUSLER acht, naar zij gelooft
met de gehele raad, een woord van dank op zijn
plaats voor de goede orde van de heer Van der Dus-
sen om de zojuist vertoonde film voor het gemeente
bestuur te vertonen. Zij constateert dat, meer dan
woorden ooit konden zeggen, de beelden hebben ge-