spraak doen ten aanzien van dat pension. Wel vraagt hij
zich af, hoe het staat met andere pensions. Hij denkt dan
met name aan het andere pension aan de Burg. Grothe-
straat en het pension aan de Van Weedestraat. Uit het ant
woord op vraag 5 meent hij te moeten opmaken, dat de
ze beide pensions niet vallen onder de door het college ge
noemde zes pensions. In bedoelde beide pensions zijn nl.
aanmerkelijk meer personen gehuisvest dan de 67 die het
college noemt.
De VOORZITTER merkt op dat de beantwoording
van de vragen van de P. v.d. A.-fractie de heer Pieren aan
leiding heeft gegeven om het gehele probleem van de bui
tenlandse arbeiders hier aan de orde te stellen.
Zoals de heer Pieren reeds heeft opgemerkt, zijn de
vragen beantwoord. De heer Pieren heeft daarbij het ver
wijt gemaakt, dat niet meer is medegedeeld dan nodig
was ter beantwoording van de betrokken vragen. Spreker
gelooft niet dat van het college had kunnen worden ver
wacht, dat het meer zou mededelen
Verder heeft de heer Pieren het verwijt gemaakt, dat
de beantwoording zo laat is gekomen. Dat verwijt is ten
dele wel gerechtvaardigd, zeker voor zover het betreft de
beantwoording van de eerste vragen, die op een eenvoudi
ge manier te beantwoorden waren. De beantwoording van
de volgende vragen - vooial van vraag 4: „Hoe en op welke
wijze zullen deze arbeiders na de ontruiming worden ge
huisvest? - zou dan eigenlijk aangehouden moeten zijn.
Omdat het college dat niet wenste en omdat men juist
middenin de procedure zat ten aanzien van het betrok
ken pension, heeft het college gemeend te moeten wachten
met de beantwoording van de vragen.
De heer Pieren heeft - los van de beantwoording van de
vragen - het college van allerlei verweten ten aanzien van
het beleid met betrekking tot de buitenlandse arbeiders
Het college is verweten, dat het niet actief de huisvesting
van buitenlandse arbeiders heeft gestimuleerd en dat geen
sociale begeleiding heeft plaatsgevonden van de houder
van het bewuste pension aan de Burg. Grothestraat. Wan
neer het zo gesteld wordt, wordt de zaak wel enigszins
overtrokken gesteld. Wat is het geval? Het pension aan
de Burg. Grothestraat is een zuiver zakelijke onderneming.
Er stond een bioscoop leeg. Iemand heeft er wat in ge
zien om in die bioscoop buitenlandse arbeiders in pension
te nemen. Op dat moment heeft de raad de verordening
op de logiesbedrijven vastgesteld, omdat het gemeentebe
stuur onvoldoende middelen had om een ontwikkeling in
de richting van het inrichten van willekeurige gebouwen
tot pensionbedrijven in de hand te houden. Begin 1966 is
de betrokken pensionhouder medegedeeld, dat hij op
grond van deze verordening een aanvrage moest indienen.
Die aanvrage is ingediend en op haar diverse kwaliteiten
bekeken. De betrokkene is daarop medegedeeld, dat het zo
niet ging. Ondertussen was het pension in bedrijf Daar
na heeft er - dat vindt men niet allemaal in het dossier,
want dat heeft zich dikwijls mondeling afgespeeld -
overleg plaatsgevonden over het aanbrengen van verbete
ringen. Na enige tijd bleek echter, dat het gebouw door
het aanbrengen van simpele verbeteringen niet in een zo
danige staat was te brengen, dat het verantwoord was
daarvoor een vergunning af te geven. Toen hebben bur
gemeester en wethouders het op zich zelf zware besluit
genomen - het ging immers om een naar het oordeel van
het college goed renderend bedrijf - om het bedrijf te
sluiten. Dat zou moeten geschieden per 1 januari 1967. De
pensionhouder is daarop gekomen met de mededeling,
dat de gronden waarop de sluiten bevolen was, ondeugde
lijk waren, dat daarin zaken werden gesteld die niet over
eenkomstig de waarheid waren of die niet meer overeen
komstig de waarheid waren en dat anderzijds door hem zo
danige maatregelen waren getroffen, dat de bezwaren van
het college niet meer zouden gelden. Het college heeft
toen gemeend, dat het juist was om hangende het nadere
onderzoek ter zake niet tot sluiting over te gaan. Het col
lege wilde eerst een nieuw onderzoek instellen. Daaruit
is de verschuiving van de sluitingsdatum naar 1 mei 1967
te verklaren. Daarna heeft de pensionhouder nogmaals
getracht - door weer nieuwe zaken naar voren te bren
gen - het college te bewegen de sluiting opnieuw op te
schorten. Wanneer het college één verwijt zou moeten
worden gemaakt, dan is het het verwijt dat het te soepel
en te bereidwillig is geweest door iedere keer weer op
nieuwe - hetzij mondelinge, hetzij schriftelijke - vertogen
van de pensionhouder in te gaan, waarbij het hangende
het nadere onderzoek de sluiting opschortte. Uiteinde
lijk is overgegaan tot het opmaken van proces-verbaal.
Het college meende dat het niet juist was om hangende
de procedure maatregelen te treffen. Er is eerst een ver
oordeling gekomen door de kantonrechter. De betrokke
ne is daartegen in beroep gegaan. Gedurende al die tijd
heeft het college gemeend de sluiting te moeten op
schorten. Ten slotte is de pensionhouder ook in beroep
veroordeeld. En prompt daarop heeft het college een
definitieve datum gesteld voor de sluiting.
De heer Pieren heeft het college verweten niet duide
lijk te zijn geweest, omdat ten tijde van de hiervoor ge
schetste procedure een vergunning is afgegeven tot het
aanbrengen van bepaalde voorzieningen. Dat is een
bouwvergunning geweest. Hier wordt door de heer Pie
ren een denkfout gemaakt. De pensionhouder heeft een
bouwvergunning aangevraagd voor het aanbrengen van be
paalde sanitaire voorzieningen. Die bouwvergunning
moest getoetst worden aan uitbreidingsplan en bouwver
ordening. Noch met het oog op het uitbreidingsplan,
noch met het oog op de bouwvergunning waren er bezwa
ren tegen het afgeven van de bouwvergunning. Dan moet
de bouwvergunning verleend worden, ook al zou ze om au
dere redenen geen enkele zin hebben. Maar dat moet de
aanvrager zelf weten. Spreker heeft daarna dan ook tot de
pensionhouder gezegd, dat de betrokken verbeteringen
niet voldoende waren om de sluiting op te heffen, zodat
het aanbrengen van de verbeteringen weggegooid geld
zou betekenen. Het college mag hier echter niet een ver
wijt worden gemaakt. Zou het college de bouwvergun
ning hebben geweigerd, dan zou men het college terecht
het verwijt hebben kunnen maken, dat het misbruik van
zijn bevoegdheden had gemaakt. De pensionhouder had
dan in beroep kunnen gaan bij de gemeenteraad en dan
zou de raad de bouwvergunning hebben moeten verle
nen. Eventueel zou de pensionhouder nog in beroep hebbe:
kunnen gaan bij gedeputeerde staten. Spreker kan zich
voorstellen dat dergelijke zaken gebruikt worden om het
naar buiten te doen voorkomen, dat het college een on
duidelijk beleid voert. Hij heeft de pensionhouder ook uit
gelegd, dat dit verwijt ten onrechte wordt gemaakt.
Het heeft allemaal erg lang geduurd. Het betreft hier
ook het eerste pension, waarmede men moeilijkheden had.
Op het ogenblik is het zo, dat het er naar uitziet, dat de
ze toch ongetwijfeld bijzonder harde maatregel van het
sluiten van het pension (het is een goed lopend bedrijf en
over de bedrijfsvoering zijn verder geen klachten) toch
ook weer heilzaam en verhelderend kan werken. Er ligt
nl. nu een plan ter tafel om in de plaats van de bioscoop
een volledig nieuw gebouw te stichten, dat voorlopig zal
dienen als pension voor buitenlandse arbeiders. Wanneer
blijkt dat noch met het oog op het uitbreidingsplan en
de bouwverordening, noch met het oog op de verorde
ning opde pensionbedrijven bezwaar tegen dat plan be
staat, dan zal het college van harte medewerken aan het
van
ond
ben
nen
der;
mei
blij
ons
daa
14