toe is dat niet het geval. Wel zal, naarmate het werk in Soest toeneemt, het personeel op de secretarie en bij alle diensten moeten worden uitgebreid, Er wordt op het ogenblik personeel aangetrokken, maar dat gebeurt meer met het oog op de te verwachten wer ken dan in verband met datgene wat al voorbereid is en wacht op financieringsmiddelen. De heer WESTRA: De financieringsmiddelen zijn er grotendeels. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT Ik dacht dat het in het onderhavige geval daarom ging, dat de ene kolom met de andere werd genivel leerd. Maar dit is een puur financiële kwestie. De heer WESTRA merkt op dat de overschrijding be trekking heeft op de toestand van 31 december 1968. In november 1968 heeft de raad geld beschikbaar ge steld en de desbetreffende begrotingswijziging is be gin januari goedgekeurd. Het op de begrotingswijzi ging betrekking hebbende werk kon dus nog niet wor den aangepakt. Daarnaast was er nog een aanmerkelijk bedrag beschik baar voor werken die wel uitgevoerd hadden kunnen worden. In verband met deze situatie vraagt spreker of bijv. de weg van Soestduinen langs het spoor - waarvoor f. 50.000,- beschikbaar was - nu al gereali seerd is. Of wordt de uitvoering van dit werk opge houden door gebrek aan personeel bij de dienst van gemeentewerken? Het zou jammer zijn, wanneer geen geld gebruikt zou worden voor doeleinden, waarvoor het reeds bestemd is. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Met betrekking tot de genoemde weg van Soestduinen langs het spoor was een misverstand in het spel. Ge meentewerken heeft niet tijdig geweten dat er voor dit werk de goedkeuring was afgekomen. De wethouder DE HAAN is het met de heer Westra eens wanneer hij stelt dat er ten aanzien van begro tingswijzigingen in het kader van de sociale dienst de nodige toelichting ontbreekt. Het doet merkwaardig aan dat de afdeling financiën 7 a 10 regels wijdt aan een wijziging van een paar duizend gulden, terwijl de toelichting ten aanzien van de begrotingswijziging van de sociale dienst met een regel wordt afgedaan. Het zal verstandiger zijn als de afdeling financiën voortaan, wanneer aan de sociale dienst onvoldoende gegevens bekend zijn - hetgeen meestal niet het geval is - bij overschrijding van de begroting niet naar de toelich ting verwijst. Het is namelijk niet altijd dienstig de toelichting op de werkzaamheden van de sociale dienst tot in finesses voor publikatie geschikt te ma ken, maar het is wel dienstig dat de raadsleden over die informatie kunnen beschikken. De enkele zin ter toelichting geeft bovendien al direct aanleiding tot misverstand, want er staat zonder meer dat Molenschot de kwade pier is. Er had op zijn hoogst kunnen staan: Mede door de ingebruikneming van Molenschot. De verhoging inzake Molenschot toont een bedrag van f. 224.500,—. Dit is niet zoveel als de heer Westra heeft genoemd, maar het is toch nog een vrij groot bedrag. Overigens staat tegenover de verhoging van de uitgaven een aantal vrij aanzienlijke inkomstenposten. Het nettoverschil is nog geen ton. De heer WESTRA: Dat heb ik ook wel gezien. Het gaat mij om de achtergrond van de verhogingen met betrekking tot de werkloosheidsuitkeringen. Heeft men hier te doen met jeugdwerkloosheid of met werk loosheid van oudere werknemers? De wethouder DE HAAN merkt op dat de werkloos heidsvoorziening drie uitkeringsregelingen kent: de Werkloosheidswet die door de bedrijfsverenigingen wordt uitgevoerd en bij welke de werkloos geworden werknemer zich kan melden; de Wet werkloosheids voorziening die bestemd is voor degenen, die niet on der de Werkloosheidswet vallen, doordat zij bijv. ont slag hebben genomen in plaats van gekregen; de Rege ling werkloze werknemers die bedoeld is voor degenen die nog niet in loondienst zijn geweest, maar er wel op zijn aangewezen. De laatste twee regelingen worden door de gemeenten uitgevoerd, maar voor 100% betaald door het rijk. Op het eerste gezicht doet het vreemd aan dat er aan de ene kant zoveel geld aan de werkloosheidsvoorzie ning wordt uitgegeven, terwijl aan de andere kant in publikaties over een zo gering aantal werklozen wordt gesproken. Men dient hierbij in het oog te houden, dat er momenten zijn dat er in een bepaalde bedrijfstak toch werkloosheid bestaat. Een duidelijk voorbeeld is het geval van acht kleuterleidsters die in 1968 maanden lang zonder werk waren. Zij incasseerden een vrij be hoorlijk bedrag per week. Zo iets telt aardig aan. Daarnaast zijn er mensen die met betrekking tot de Werkloosheidswet tussen wal en schip zijn geraakt. De bedrijfsverenigingen ontfermen zich niet over hen, zo dat zij ten laste van de gemeente komen. Het zijn vaak mensen die een vrij gespecialiseerd beroep hebben en behoorlijk verdiend hebben. Het gaat hier om groep jes van 5 a 8 personen die af en toe opduiken. Op het totaal aantal werknemers zijn 5 of 8 werklozen niet veel, maar doordat zij veel geld kunnen toucheren, loopt het bedrag aan uitkeringen toch vrij aanzienlijk op. Dit bedrag kan men van tevoren ook niet begroten. Het betreft hier een soort van v/erkloosheid die met structurele werkloosheid niet zo heel veel te maken heeft; het is een tijdelijke werkloosheid. Anders is het gesteld met de oudere werklozen. Die komen vaak zeer moeilijk weer aan de slag. Relatief gezien is de situatie met betrekking tot de werkloosheid in Soest niet zo ongunstig. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. (19) Voorstel tot verdaging van de beslissing omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan „Industrie terrein". Het voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. (20) Voorstel tot het nemen van een beslissing op het beroepschrift van A. Adelaar te Soest tegen wei gering van een door hem gevraagde bouwvergunning. De heer DE GROOT zegt dat het gebied ten noorden van de Lange Brinkweg formeel een agrarische bestem ming heeft. Toch treft men in dit gebied een flink aan tal bedrijven aan, welke beslist geen agrarisch karak ter heeft. Men denke aan het gasbedrijf, het bedrijf van gemeentewerken, de brandweer, het gemeentelijk slachthuis en aan een aantal pariculiere bedrijven zo als een vervoersonderneming, een carrosseriebouwbe drijf en het bedrijf van reclamant. Aan laatstgenoemde is door burgemeester en wethouders indertijd - met toepassing van artikel 20 van de Wederopbouwwet - een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van het thans bestaande bedrijfsgebouw. Nu vraagt reclamant om tot een noodzakelijke uitbrei ding van zijn bedrijfsgebouw te mogen overgaan. Een van de onderdelen van de bouwaanvraag - de ketel ruimte - betreft een bijzonder noodzakelijke uitbrei-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 74