het uitdragen van het beleid ten opzichte van de bur
gerij meer openheid moet komen dan er in het ver
leden is geweest. Vandaar dat zij een uitvoerige brief
hebben geschreven, een brief die meer inhoudt dan
het verzoek om een voorlichtingsambtenaar aan te
stellen. Zij hebben er in feite terdege een behoorlijke
studie van gemaakt hoe in andere plaatsen door ge
meentelijke voorlichtingsambtenaren wordt gewerkt.
De beide fracties hadden niet verwacht dat het colle
ge zou voorstellen deze brief te stellen in handen van
burgemeester en wethouders om advies, maar dat het
college gezien het feit dat ook andere fracties meer
malen om de aanstelling van een voorlichtingsambte
naar hebben gevraagd, in deze vergadering met een
voorstel tot aanstelling van een voorlichtingsambte
naar zou zijn gekomen,
De door mevrouw Polet bedoelde krant is eigenlijk
een onderdeel van wat de beide fracties voor ogen
staat. Zij hebben in hun schrijven een aantal gedach-
tenbepalingen neergelegd zuiver als gesprekstof, als
een basis waarop het gemeentebestuur kan komen tot
uitgangspunten met betrekking tot de vraag hoe de
voorlichtingsambtenaar moet worden gezien. Naar de
mening van de beide fracties dient de taak van deze
ambtenaar beslist meer in te houden dan het verstrek
ken van gegevens aan de pers. Spreker meent dat deze
ambtenaar een zo ruim mogelijke bevoegdheid moet
krijgen voor het zoveel mogelijk voorlichten van de
burgerij, die daar recht op heeft, Hij zal graag verne
men wanneer het college de raad een voorstel tot aan
stelling van een voorlichtingsambtenaar denkt voor te
leggen.
De VOORZITTER merkt op dat het college de tijd
voor het geven van een antwoord op deze brief heeft
ontbroken. Er valt wel het een en ander over te zeg
gen, maar spreker wil er op het ogenblik niet op in
gaan, aangezien hij anders toch zou komen tot een
Beantwoording van de brief, maar dan een beetje in het
ongeorganiseerde, omdat het dan niet zou zijn aan de
hand van een behoorlijk antwoord van burgemeester
en wethouders met bepaalde punten waarop men na
der kan ingaan. Wel wil hij zeggen dat in zijn alge
meenheid het college positief staat ten opzichte van
de in dit schrijven geopperde gedachte Het college is
op dit gebied ook al actief geweest. Het ligt in de be
doeling van het college om dit aan de orde te stellen
in de volgende raadsvergadering.
Of het antwoord van het college tevens zal inhouden
het aanstellen van een voorlichtingsambtenaar, is iets
waarop spreker niet positief kan antwoorden, Uit de
beantwoording van de onderhavige brief door het col
lege zal het de raad duidelijk worden waarom het niet
in deze vorm wordt gedaan. Het lijkt spreker het beste
dat deze zaak wordt behandeld aan de hand van een
toelichting door het college, waaruit blijkt wat er tot
nu toe op dit gebied gedaan is en hoe het college in
zijn algemeenheid ten opzichte van deze brief staat.
Het college staat positief ten opzichte van dit schrijven,
hoewel er op bepaalde punten nuanceverschillen zijn.
Het college kan de vermoedelijke gedachte die achter
dit schrijven zit, wel onderschrijven, maar het zegt:
Het is niet helemaal goed geformuleerd, het had hier
en daar iets scherper moeten worden geformuleerd.
Maar de verdere problematiek van hoe het nu verder
moet is toch iets moeilijker en niet zodanig dat zou
kunnen worden volstaan door alleen maar te zeggen:
Wij stellen een voorlichtingsambtenaar aan. Als een
voorlichtingsambtenaar wordt aangesteld, dan moet
hij een man van niveau zijn. Als hij dat niet is, haalt
men meer narigheid in huis dan dat men er voordeel
van heeft. Maar een man van niveau moet naar zijn ni
veau worden betaald, doch hij moet, aangezien zijn
werk hem anders niet bevredigt, bovendien werk naar
zijn niveau krijgen. Een man van niveau, die werk moet
doen dat eigenlijk beneden zijn niveau ligt, zou niet
voldoende bevrediging in zijn werk vinden. Het is naar
de mening van het college de vraag of een ambtenaar
bij de gemeente Soest alleen voldoende werk van ni
veau heeft om daarmede een hele dagtaak te vullen.
Men is op het ogenblik bezig om voor dit onderdeel
van het probleem een oplossing te zoeken. Wellicht
zal het college in de volgende raadsvergadering met
de oplossing van dit probleem iets verder zijn geko
men.
Resumerend zegt spreker, dat het hem niet verstandig
lijkt nu over het punt zelf te discussiëren, aangezien
de raad hierover veel beter kan discussiëren aan de
hand van een duidelijk schrijven van het college; dat
het college evenwel positief staat ten opzichte van de
onderhavige zaak, maar dat de wijze waarop het pro
bleem moet worden opgelost iets ingewikkelder is dan
nu misschien wordt verondersteld.
Mevrouw POLET-MUSLER vraagt of de raadsleden er
op mogen rekenen, dat zij zowel van de onderhavige
brief als van het antwoord daarop van het college een
afschrift thuis zullen krijgen, zodat zij een en ander rus
tig zullen kunnen bekijken.
De VOORZITTER antwoordt hierop bevestigend.
De heer VAN POPPELEN zegt dat hij ervan overtuigd
is, dat het weinig zinvol is om nu over de onderhavige
zaak te gaan praten en dat hij er dankbaar voor is, dat
er in de volgende raadsvergadering een desbetreffend
punt op de agenda zal staan.
Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
E. Brief van het Gasbedrijf Centraal Nederland d.d.
4 juni 1970 inzake concentratie van gasdistributie
met voorstel deze brief voor kennisgeving aan te ne
men.
De heer EBBERS zegt dat hij het jammer vindt, dat
het zo lang heeft geduurd voordat deze zaak aan de
orde is gesteld. Hij dringt erop aan dat in het vervolg
dergelijke belangrijke zaken wat spoediger aan de or
de komen en dat er ook voor wordt gezorgd, dat de
raadsleden eerder dan nu het geval is geweest in de ge
legenheid worden gesteld de zaak te bestuderen. Het
betreft hier een zaak die in het begin van dit jaar in de
gascommissie aan de orde is geweest. Naar de mening
van de spreker zouden dergelijke belangrijke nota's
wat sneller in behandeling kunnen worden genomen.
De heer WESTRA zegt dat het rapport, dat de raads
leden is toegezonden, dateert van december 1968,
dat het rapport pas in het begin van 1970 in de gas
commissie is behandeld en dat de gascommissie dus
in het tussenliggende jaar 1969 ter zake in onwetend
heid heeft verkeerd.
Het rapport in kwestie heeft de classificatie „ver
trouwelijk" gekregen, maar wie de inhoud ervan leest
vraagt zich af waarom dat het geval moest zijn. Spre
ker meent dat het gewoon een openbaar schrijven had
kunnen zijn, want men heeft inmiddels in diverse bla
den hierover het een en ander kunnen lezen nadat een
wethouder van Utrecht en anderen het probleem had
den aangesneden. Wil men hebben dat het publiek
goed wordt voorgelicht, dan moet men dergelijke za
ken niet dusdanig behandelen dat ze aan de openbaar
heid worden onttrokken.
110