spreken omdat de brief eenvoudig niet op de agenda
was geplaatst. Spreker zou graag weten welke verkla
ring het college heeft voor deze door hem als onpret
tig beschouwde gang van zaken
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN DE VRIES
dringt er bij burgemeester en wethouders op aan in
hun advies, dat zij het liefst zo spoedig mogelijk uit
gebracht ziet, te adviseren tot inwilliging van het ver
zoek van de Stichting Van der Huchtscholen om het
geld dat was bestemd voor de. vakleerkracht, ten goede
te laten komen aan het onderhavige schoolzwemmen.
De heer HOEKSTRA zegt dat hij de door de heer De
Groot uitgesproken bevreemding wel enigszins deelt.
Spreker meent dat de gemeente Soest plannen heeft
om te komen tot een instructiebad in Soest Hij weet
niet in welk stadium die plannen verkeren. Hij vraagt
zich af of het niet veel beter zou zijn zo snel moge
lijk in Soest een instructiebad tot stand te brengen.
Hij neemt aan dat behalve de Van der Huchtschool
meer scholen verlangen om zweminstructielessen te
geven in de wintermaanden
De heer PIEREN sluit zich namens zijn fractie aan bij
hetgeen de heer De Groot naar voren heeft gebracht.
Spreker zal graag vernemen of de onderhavige brief in
de tussenliggende periode helemaal niet in de onder
wijscommissie is behandeld
Het komt spreker wat vreemd voor - hoewel hij het
anderzijds, gelet op de overbezetting van de sporthal,
wel be&rijpen kan - dat men geen gelegenheid heeft
om de lichamelijke opvoeding in de sporthal te ver
krijgen Hij zal graag vernemen hoe de betrokken wet
houder dit in de toekomst denkt op te lossen.
De wethouder DIJKSTRA zegt dat hij op de vragen
en opmerkingen zal ingaan voor zover hem dat moge
lijk is en voorzover dat juist is in verband met het feit
dat de voorgeschiedenis van dit verzoek zich voor een
deel vóór zijn ambtsperiode heeft afgespeeld.
Wat de verbazing betreft die erover is uitgesproken
dat een verzoek aan de raad van juli jl eerst nu op de
agenda komt, meent spreker dat er van een zeker mis
verstand sprake is, omdat het schoolbestuur er intus
sen over is ingelicht, dat het verzoek weinig kans van
slagen had en aan dat bestuur in overweging is gegeven
die brief, hetzij in te trekken, hetzij in een andere
vorm en met een andere inhoud wederom aan het col
lege te richten Het laatste is niet gebeurd. Er is tus
sendoor nog wel namens het college in oude samenstel-
ling gesproken met het bestuur, maar het resultaat is
geweest dat deze zaak eerst nu in de raad komt.
Deze kwestie is besproken in de laatstgehouden verga
dering van de onderwijscommissie, Van de zijde van
het college is uitvoerig van gedachten gewisseld met
de leden van deze commissie en spreker dacht dan ook,
dat zij wel op de hoogte zouden zijn van de gang van
zaken, die sterk vertraagd is zonder dat het college zich
ter zake bepaald bedroefd gevoelt, want het heeft be
paald niet eenzijdig gelegen aan een trage manier van
werken
Het lijkt spreker niet juist om vooruit te lopen op het
antwoord, aangezien het college voorstelt de brief om
advies in hun handen te stellen De onderwijscommis
sie weet dat het college zeer terughoudend staat tegen
over het ingediende verzoek, maar spreker zal graag de
brief laten beantwoorden en de zaak schriftelijk aan
de raad voorleggen met alle argumenten die er zijn
De wethouder DE HAAN zegt dat de zaak van het in
structiebad zo ver rond is, dat de plannen op zich zelf
praktisch gereed zijn. De benodigde grond is echter nog
niet geheel in handen van de gemeente. Daarom is het
op dit moment nog niet mogelijk om met voorstellen
te komen Wanneer de onderhandelingen over de grond
vlot mochten verlopen, bestaat er een gerede kans dat
in de raadsvergadering van november de zaak aan de or
de kan komen. Spreker herhaalt met nadruk het hier
gemaakte voorbehoud: wanneer de onderhandelingen
over de grond vlot mochten verlopen.
Spreker is het er met de heer Hoekstra over eens, dat
het zoeken naar misschien een overgeschoten snipper
tje zwemtijd in een naburige gemeente niet de oplos
sing is voor het schoolzwemmen.
Men heeft in de loop der jaren kunnen ervaren, dat
het schoolzwemmen in een openluchtbad weinig ef
fect sorteert in de schooltijd. Wanneer de kinderen
dan niet in hun eigen tijd doorgaan met het verder
oefenen, komt er van het schoolzwemmen met de be
doeling het zwemmen te leren in schooltijd weinig te
recht; die zes, zeven of acht keren maximaal dat men
dat met enig resultaat kan doen, zijn te weinig om
zwemmen te leren.
Er zijn al vrij ruime tijd verschillende plannen betref
fende een instructiebad in studie geweest. Nu is de
zaak praktisch rond. Maar de grond is de bottle-neck
en men zal dus nog even geduld moeten hebben.
De heer DE GROOT vindt dat de door wethouder Dijk
stra gegeven verklaring ten aanzien van de eigenaardige
behandeling van de brief van 6 juli 1970 weinig ver-
ontschuldigends inhoudt. Die verklaring komt er z.i.
op neer, dat de schrijver van de brief ondershands is
bewerkt, ten einde hem ertoe te bewegen de brief in te
trekken. Spreker acht dat onjuist. Als iemand, wie
dan ook, in de gemeente zich met een schrijven tot de
raad der gemeente wendt, dient de brief op de agenda
voor de raadsvergadering te worden geplaatst en dan
zal de raad beslissen wat er te doen staat ten aanzien
van die brief. Spreker vindt het absoluut onjuist, dat
iemand wordt bewerkt om een bepaalde brief maar
terug te trekken. Hij hoopt dat een herhaling hiervan
in de toekomst kan worden voorkomen.
De heer VAN POPPELEN zegt dat hij grotendeels het
standpunt van de heer De Groot wel kan billijken.
Ook hij meent dat, wanneer een brief aan de raad
wordt gezonden, die brief zo mogelijk in de eerstvol
gende raadsvergadering moet worden behandeld. Hij is
het niet helemaal met de zienswijze van de heer De
Groot eens Hij gelooft namelijk dat, wanneer er ge
gronde redenen zijn om vooraf met de schrijver van
een brief aan de raad te overleggen met de bedoeling
dat er een beter voorstel tot stand komt, het voor een
goede afhandeling beter is dat inderdaad dat overleg
plaatsvindt Hij denkt hierbij aan bijv. een gang van za
ken waarbij iemand een brief aan de gemeenteraad
richt, het college daarin onvolkomenheden aantreft
en concludeert, dat het beter is dat betrokkene wordt
geadviseerd de brief zodanig te corrigeren, dat tot een
vlotte afhandeling door de raad zal kunnen worden
gekomen.
De wethouder DIJKSTRA merkt aan het adres van
de heer De Groot op, dat het tegenwerken van school
besturen of het medewerken met wie dan ook die zich
tot het college of de raad wendt, het laatste is dat bij
het college zou kunnen voorzitten Het college tracht
alleen maar service te geven. Spreker verwijst in dit
verband naar de door de heer Van Poppelen gemaakte
opmerkingen
178