Dit stuk wordt voor kennisgeving aangenomen,
h. Brief d.d. 6 september 1971 van de heer J. Hil-
horst, waarbij deze verzoekt de ontruiming van het
perceel Dorresteinweg nog enige tijd te mogen uit
stellen.
Dit stuk wordt ter afdoening in handen gesteld van
burgemeester en wethouders.
De VOORZITTER deelt mede, dat nog een brief is
ingekomen, ten aanzien waarvan hij voorstelt, deze in
de volgende raadsvergadering in behandeling te nemen,
hoewel in dit stuk wordt verzocht om het in deze
vergadering aan de orde te stellen. Het gaat om een
aantal vragen van de protestants-christelijke fractie
over het vuilstorten van Randstad in september aan
de Hofslottersteeg. Deze vragen zijn vrijdagmiddag
binnengekomen, te laat dus voor het college om er
nog een antwoord op te concipiëren en de raad toe
te zenden. Het college laat deze termijn nog wel eens
overschrijden als het een plotseling opkomende zaak
is, die de gemoederen heftig in beroering brengt of als
een latere behandeling geen zin zou hebben. Het on
derhavige geval is bekend geworden op 27 september
1971. De desbetreffende procedure zal nog wel een
tijdje lopen. Vandaag zou het gaan om een constate
ring van de situatie van dit ogenblik. Over een maand
is de situatie weer anders. De vragen kunnen dus beter
over een maand worden behandeld. Als men nu op
deze brief zou ingaan, zou men daarmede ook een
verkeerde manier van handelen honoreren, nl. dat op
het laatste moment vragen worden gesteld die, óf eer
der hadden kunnen worden ingediend, óf die niet zo
urgent zijn. Hij heeft met de heer Verheus over deze
aangelegenheid gesproken en deze heeft zich akkoord
verklaard met uitstel van de behandeling van de vra
gen.
De heer VERHEUS: Wij gaan inderdaad met uw voor
stel akkoord.
Hierna wordt gepauzeerd.
Na heropening van de vergadering stelt de voorzitter
aan de orde:
229. Voorstel tot voorlopige vaststelling van de uitgaven
van:
a. het openbaar middelbaar algemeen voortgezet on
derwijs over 1970.
Het voorstel wordt zonder discussie en zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
b. het openbaar lager onderwijs over 1970.
De heer VERHEUS zegt, dat hij het onderhavige punt
als kapstok wil gebruiken. Normaliter zou nu ook een
stuk op tafel hebben moeten liggen, waarin de raad de
voorlopige uitgaven van het kleuteronderwijs vaststelt,
ware het niet dat zowel de vergoeding over 1970 als
over 1971 door de betrokken staatssecretaris nog
steeds niet voorlopig is vastgesteld. Spreker heeft ver
nomen, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
aan de desbetreffende minister of staatssecretaris een
brief heeft gestuurd, waarin op spoed wordt aange
drongen ten aanzien van de vaststelling van de uitga
ven. Deze vaststelling zou voor 1 december moeten
geschieden, te meer omdat 1970 het laatste jaar is van
een vijfjarig tijdvak. De openbare kleuterscholen ko
men met het bedrag dat door het Rijk jaarlijks be
schikbaar wordt gesteld, bij lange na niet uit. Zij kun
nen hetgeen zij nodig hebben echter toch wel finan
cieren door middel van overheidsgeld. Dat kunnen
de bijzondere scholen, die evenmin uitkomen, niet.
230
231
Deze moeten zich daarvoor, wanneer zij althans in
enige mate kleuteronderwijs of zelfs misschien wel
voorbereidend basisonderwijs willen geven, tot geld
gevers wenden die tegen een vrij hoge rente wel be
reid zijn het geld beschikbaar te stellen. Deze rente is
nergens te declareren, waardoor het bijzonder onder
wijs, zeker voor de vergoedingen die nog niet zijn
vastgesteld, in een toch wel ongelijke positie komt te
verkeren ten opzichte van het openbaar onderwijs.
Is het juist, dat de Vereniging van Nederlandse Ge
meenten bij de staatssecretaris in deze kwestie op
spoed heeft aangedrongen? Zo ja, is er dan enige kans
dat nog voor 1 december de uitgaven voor het kleu
teronderwijs voor 1970 door de raad voorlopig kun
nen worden vastgesteld?
Wethouder DIJKSTRA zegt, dat de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten inderdaad het door de heer
Verheus bedoelde verzoek aan het betrokken minis
terie heeft gericht. Spreker weet niet of de minister
of de staatssecretaris op dit verzoek zal ingaan. Spre
ker begrijpt de moeilijkheid van het bijzonder on
derwijs volkomen. Dit komt niet toe, terwijl het
openbaar kleuteronderwijs ten dele wordt gefinan
cierd uit de algemene middelen. Het kost de gemeen
te handen vol geld- De besturen van de bijzondere
kleuterscholen hebben het op het punt van de finan
ciering veel moeilijker. Hij hoopt met de heer Ver-
heus, dat de aandrang die door de V.N.G. op de
staatssecretaris wordt uitgeoefend, succes zal heb
ben, indien althans minister Drees Jr. er geen stokje
voor steekt, hoewel deze ook niet anders zal kunnen.
Het college zal proberen er achter te komen, hoe het
antwoord van de staatssecretaris zal zijn. Zodra het
dit weet, zal spreker de raad daaromtrent gaarne in
lichten.
De heer VERHEUS zegt, dat de wetgever de gemeen
teraden heeft verplicht voor 1 december de uitgaven
voor onderwijs vast te stellen. Als dezelfde wetgever,
in casu de rijksoverheid, dit onmogelijk maakt, dan
onstaat een heel vreemde figuur. Zolang de desbe
treffende bedragen niet bekend zijn, verkeert men
eigenlijk in een onmogelijke positie om aan datgene
wat de wetgever heeft bepaald, te voldoen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet
voor het aanbrengen van centrale gasverwarmingsin-
stallaties in gemeentelijke premiewoningen.
Het voorstel wordt zonder discussie en zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Voorstel tot verkoop van grond, gelegen aan/op:
a. de Eemweg aan de Stichting Lichamelijke Opvoe
ding en Sport Soest.
Het voorstel wordt zonder discussie en zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
b. het industrieterrein aan Intertuft N.V., gevestigd
te Soest.
De heer VAN POPPELEN zegt, dat zijn fractie wel
akkoord kan gaan met het voorstel, mits de restrictie
wordt gemaakt, dat er op het onderhavige terrein
schone industrie komt.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT
merkt op, dat als de heer Van Poppelen zegt, dat -
en de heer Van Ee heeft dit toegegeven - de N.V. In
tertuft bij de schone industrie behoort, het dan wel
goed zit.
145