sprokene dan een veel te zwaar gewicht krijgt. Een los ge
zegde van een raadslid zou dan als een opvatting in de krant
komen, terwijl dit bij het betrokken raadslid nog helemaal
het geval niet behoeft te zijn. Deze kon bezig zijn om zich
te oriënteren. Hij heeft dan iets gezegd om een ander uit te
lokken, om zijn weg in de materie te vinden. Wanneer in
een commissievergadering zoiets aan de gang is, zal de voor
zitter van de commissie de pers misschien kunnen helpen
door te zeggen, dat een dergelijk gesprek niet voor publica
tie in de krant bedoeld is. Dit gebeurt ook wel, maar het
moet natuurlijk ook weer niet te veel geschieden, want dan
zou de pers zich kunnen afvragen, waarom zij bij zo'n com
missievergadering aanwezig is.
Het oriënterende gesprek, het zoeken naar oplossingen kan
daarom ook dikwijls beter niet in een openbare commissie
vergadering plaatsvinden, omdat het gesprokene natuurlijk
toch niet in de pers kan komen. Het gaat dan niet om ge
fundeerde meningen, maar om de voorbereiding daarvan.
In commissievergaderingen komen ook zaken naar voren,
waarin de gemeente handelt als personen in het civielrech
telijk verkeer. Een gemeente kan als een particulier persoon
kopen, verkopen, huren en verhuren en handelt dan ook
meestal met particulieren. Wanneer een particulier koopt,
verkoopt, huurt of verhuurt dan betreft het een zaak die
zich in de privé-sfeer van de betrokkene afspeelt. Daarmee
heeft een ander niets te maken, daaraan wordt geen rucht
baarheid gegeven. Handelt deze privé-persoon met een ge
meentebestuur, dan dreigt de privé-bescherming van de be
trokkene weg te vallen, dan dreigen de privé-belangen van
de betrokkene te worden aangetast, omdat de andere part
ner - het gemeentebestuur - de zaken in de openbaarheid
zou kunnen brengen. Wij moeten er dan ook voor zorgen,
dat het handelen van privé-personen met het gemeentebe
stuur niet een belasting gaat betekenen voor deze personen,
omdat deze dan minder bereid zullen zijn, met het gemeen
tebestuur transacties aan te gaan. Ook hier zal dus in het
belang van betrokkenen een zekere terughoudendheid op
het gebied van de openbaarheid in acht moeten worden
genomen. Iedereen voelt aan dat dit noodzakelijk is. Dit
stelt zeker eisen aan het openbaar vergaderen van een com
missie en ook aan het verslaan van zo'n vergadering. Te
recht is opgemerkt, dat wij nu een halfjaar bezig zijn met
openbare commissievergaderingen en dat wij er nog een
beetje aan moeten wennen. Dit „wennen" wil gewoon zeg
gen, dat wij er nog op ingespeeld moeten raken wat wij wel
en wat wij niet in het openbaar kunnen bespreken. Daar
naast moet de pers er gevoel voor krijgen wat wel en wat
niet in de krant kan. In ieder geval zal er niet veel gewicht
aan het gesprokene moeten worden gegeven. Als men de
problemen erkent, die aan het openbaar vergaderen van de
commissies zijn verbonden, dan zal het goed zijn om met
deze proef door te gaan en verdere ervaring op te doen.
Dan wordt de openbaarheid gediend en kunnen wij ervoor
zorgen, dat de schadelijke kanten die eraan zouden zitten,
zoveel mogelijk worden geëlimineerd. Het is een samenspel
van de vergaderende partij en de pers. Er is al opgemerkt
dat er praktisch geen publiek bij de commissievergaderingen
zit. Het gaat dus alleen maar om de pers, die dit op een goe
de manier opvangt. Ik wil van deze gelegenheid gebruik ma
ken om bij de pers voor dit toch enigszins subtiele spel be
grip te vragen.
Wij zijn nu bijna drie jaar werkzaam in het Samenwerkings
orgaan Eemland. Zoals u allen weet, is de gewestvorming
op dit moment in de belangstelling. Er is nu de Wet op de
gewesten ingediend en de discussies over de gewestvorming
zijn in volle gang, meer nog achter de schermen bij de des
kundigen dan in de openbare, vertegenwoordigende licha
men. In die driejaar heeft de samenwerking in het Samen
werkingsorgaan Eemland een ontwikkeling doorgemaakt.
Het is goed om zich bij de behandeling van de begroting
ook nog eens af te vragen, in welke richting zich deze ont
wikkeling beweegt, in welke richting wij haar graag zouden
willen sturen en waar de klippen, de gevaarlijke punten, lig
gen. Mijn ervaring in het dagelijks bestuur van het gewest
brengt mij ertoe om te zeggen, dat wij met ons samenwer
kingsorgaan een heel eind zijn vooruitgegaan. Allereerst
noem ik dan het gewestelijk denken. In de gemeentelijke
situatie is men getraind in het gemeentelijk denken, want
dit is het dagelijks werk. Wanneer men dan in een gewest
komt, betekent dit toch wel een omschakeling. Het gewest
is indertijd opgericht om te komen tot een betere coördina
tie van de betrokken gemeentebesturen op het gebied van
het verkeer, van de structuurplannen en van het onderwijs.
Het streven naar coördinatie heeft zich allengs uitgebreid.
Iedere keer dat er een tak van overheidszorg bijkwam, is
er een studie over het desbetreffende onderwerp gemaakt,
een werkgroep ingesteld van deskundigen uit de diverse ge
meenten en zijn er rapporten daaromtrent verschenen. Op
deze manier is men in het gewest hard aan het werk. De
gemeentebesturen hebben geleerd gewestelijk te denken.
Men heeft kans gezien om tot een teamvorming te komen.
Ik denk hierbij natuurlijk in de eerste plaats aan het dage
lijks bestuur. Evenals een college van burgemeester en wet
houders een team moet vormen, zo dient het dagelijks be
stuur van een gewest een team te zijn. Dit is niet een-twee
drie te realiseren, dit moet groeien, er moet een vertrou
wensrelatie ontstaan, men moet elkaar leren kennen. Daar
voor is tijd nodig. Wij hebben die tijd daarvoor gebruikt en
ik kan niet anders zeggen, dan dat de teamvorming goede
voortgang heeft gemaakt en dat de deelnemers aan het sa
menwerkingsorgaan er nu heel anders tegenover staan dan
drie jaar geleden.
Hoe gaan wij nu verder met het gewest? Het is duidelijk,
dat er meerdere zaken zijn die beter gewestelijk kunnen
worden aangepakt dan plaatselijk, omdat de te behartigen
belangen van gewestelijke aard zijn. De levenssfeer van on
ze inwoners is nu eenmaal buiten de eigen gemeente getre
den. Wij zijn voor ons onderwijs, voor ons werk, voor onze
recreatie en voor tal van andere zaken niet meer uitsluitend
aangewezen op de eigen gemeentelijke voorziening, maar
ook op voorzieningen rondom ons. Het ligt daarom voor
de hand, dat het takenpakket dat van gemeenschappelijke
aard is, gemeenschappelijk wordt aangepakt. Wanneer men
zegt, dat het gewest zulke zaken moet gaan aanpakken,
ligt er levensgroot het probleem van de vierde bestuurs
laag. Wij hebben in Nederland drie bestuurslagen. Het in
zicht in het functioneren van het bestuur in Nederland is
voor de burger al moeilijk. Wanneer er een vierde bestuurs
laag bij komt, wordt het voor hem nog ingewikkelder.
Er komen grotere bestuurseenheden, waardoor ook de af
stand tussen bestuur en bestuurde groter wordt. Als er een
ding is, waaraan wij eigenlijk al sedert het einde van de oor
log hebben gewerkt, dan is het om te voorkomen dat de
genoemde afstand groter wordt. Wij willen hem juist klei
ner maken. Informatie, voorlichting en openbaarheid zijn
allemaal middelen om het bestuur begrijpelijk te maken en
dicht bij de burger te brengen.
De grote gemeenten worstelen het meest met dit probleem.
Er gaan al stemmen op, om de grote gemeenten op te delen
in kleinere eenheden, om daardoor meer overzichtelijke
eenheden te krijgen. Wanneer wij nu een gewest gaan vor
men en aan dit gewest een belangrijk deel van het bestuur
overdragen, dan werken wij eraan mee, grotere eenheden
te vormen en de afstand tussen bestuur - in dit geval het
gewest - en de bestuurde groter te maken. Ik geloof dat wij
het meer moeten zoeken in een gewest dat bepaalde taken
174