eengezinswoningen. Wij hebben daarvoor jaren geleden al gepleit Eindelijk begint het een beetje in de goede richting te gaan. Wij willen graag ondersteunen het pleidooi dat door de heer Van Poppelen is gehouden om de particuliere bouw meer te stimuleren Ik ben onaangenaam getroffen door de uitlating van wethou der Ebbers, dat artikel 8 van de Vleeskeuringswet nog weer een levensduur beschoren zal zijn tot 1 januari 1973, Is dit artikel nu zo taai? Eerst was ons medegedeeld dat het 1 ja nuari 1972 zou zijn. Het is toch ten hemelschreiend dat dit artikel nog langer dan een jaar moet bestaan. Op grond waarvan veronderstelt de wethouder eigenlijk, dat het nog meer dan een jaar zal gaan duren? Ik vind dit een bijzonder pessimistisch geluid. Ik vind het jammer, dat de eerste motie van de V V.D.- fractie is ingetrokken. Daaraan zou ik met plezier mijn steun hebben gegeven. Al een groot aantal jaren geleden hebben wij aangedrongen op een efficiencyonderzoek bij ge meentewerken. Deze suggestie werd toen niet gesteund, ook niet door de toen wat kleinere V.V.D.-fractie, Ook toen al kwam men met het argument, dat er een paar jaar gele den al een onderzoek was ingesteld en dat daaruit niet was gebleken, dat het de moeite waard zou zijn om een efficien cyonderzoek in te stellen. Wij hebben toen om inzage van deze rapporten gevraagd, maar ze nooit te zien gekregen. Boze tongen beweerden dat ik wil er geen woordvoerder van zijn - het zo tegenviel, dat men er gewoon niet aan heeft durven beginnen Dat krijgt men ervan als men iets niet in de openbaarheid brengt, Als men iets niet wil publiceren, dan gaat men er van alles en nog wat achter zoeken. Nu krijgen wij weer te horen, dat er een paar onderzoekjes zijn en dat de raad binnenkort de rapporten wel zal ontvangen. Ik geloof daarvan niet zo veel meer. Ik moet het eerst nog zien. De tweede, gewijzigde motie van de V.V.D. betreft nu het adviseren over de aanschaffing van een vuilniswagen. Het is een verzwakte motie. Ik heb er geen bezwaar tegen haar te steunen, maar behoefte heb ik er ook niet aan. Als men er prijs op stelt, kan men mijn stem er wel voor krijgen. Tegen de derde motie zou ik op zichzelf nog niet zoveel bezwaar hebben, hoewel ik haar toch wel overbodig acht. Ik weet dat in het stroomgebied van de Eem de waterschap pen bijzonder actief zijn voor het rein houden, of althans het weer in goede staat brengen van het water. Ik ben het met de heer Van Poppelen eens, dat de landbouw niet in de eerste plaats verantwoordelijk is voor de verontreiniging van het Eemwater. Zij heeft andere oorzaken. De wethou der heeft medegedeeld dat een groot aantal rioolwaterzui veringsinstallaties in aanbouw is. De vele miljoenen die daar in worden geïnvesteerd, zullen niet helemaal weggegooid geld zijn. Zij zullen straks zeker wel resultaten opleveren. De toelichting die de heer Van Ee maandagavond gaf bij de indiening van deze motie, heeft mij echter tegen de haren gestreken. Zonder meer stelde hij de landbouw in het stroomgebied van de Eem voor een belangrijk deel verant woordelijk voor het verontreinigen van het Eemwater. Dit heeft bij mij een dermate grote tegenzin tegen deze motie opgeroepen, dat ik mijn stem daaraan pertinent meen te moeten onthouden. De VOORZITTER: Dames en heren! In eerste instantie heb ik over de gewestvorming gesproken vooral vanuit de situatie van de ontwikkeling van Eemland zoals het was bij de opzet, de situatie waarin wij nu verke ren, de richting waarin we groeien, de gevaren die er verbon den kunnen zijn aan een te zwaar gewest en misschien ook aan een te licht gewest. Ik heb daarbij gezegd, dat wij voortdurend alert moeten zijn, opdat wij op het juiste moment de juiste bijsturing ge ven aan het gewest, en dat dat zich zeker verder zal moe ten en ook zal kunnen ontwikkelen» Daarnaast is er het ont werp van de wet op de gewesten en heeft de minister van binnenlandse zaken aan de colleges van gedeputeerde sta ten van de onderscheidene provincies verzocht, hem vóór 1 januari 1972 te doen toekomen hun visie op de gewestvor ming, ook in verband met de maatschappelijke en bestuur lijke samenhangen die er in de provincies zijn. Om een in zicht in deze samenhangen te krijgen en om te inventarise ren, hebben gedeputeerde staten een vragenlijst rondge stuurd aan de gemeentebesturen. Ik vermoed,.«dat dat de be wuste formulieren zijn waarover nu door de raad vragen ge steld zijn. Die formulieren, die wij in juni of juli jl. hebben ontvangen, zijn ingevuld Daarin werden allerlei feitelijke gegevens gevraagd, bijv. betreffende samenwerkingsver banden, gemeenschappelijke regelingen, het bezoek van kin deren uit de ene gemeente aan scholen in andere gemeen ten. Deze feitelijke gegevens zijn aan gedeputeerde staten gezonden. Daarop is er een nota van gedeputeerde staten gekomen, waarin gedeputeerde staten deze gegevens hebben verwerkt voor de hele provincie, zonder daaraan hun visie ten aanzien van de gewestvorming te koppelen. Wat wel be kend is, is dat men te dezen aanzien op de kaart van Neder land geen witte vlekken wil hebben Met andere woorden: de gewestvorming zal zich zo moeten uitstrekken, dat alle gemeenten op de een of andere manier binnen een gewest vallen. De nota van gedeputeerde staten is ter kennis gebracht van de colleges van burgemeester en wethouders. Wij hebben naar aanleiding van die nota enige kritische opmerkingen gemaakt over de wijze waarop gegevens verzameld en ver werkt zijn. Wij hebben die kritische opmerkingen doen toe komen aan het Samenwerkingsorgaan Eemland, omdat dit orgaan in de eerste plaats heeft te maken met de gewestvor ming. Want wij gaan er toch wel vanuit, dat, als er in Ne derland wordt gekomen tot een wettelijke gewestvorming, het Samenwerkingsorgaan Eemland (al dan niet vergroot; dit moet worden afgewacht) daarvan deel gaat uitmaken. Vol gende week zal er een bespreking zijn van het dagelijks be stuur van het Samenwerkingsorgaan Eemland met gedepu teerde staten over de nota van gedeputeerde staten en de visie van gedeputeerde staten hierop. Gedeputeerde staten zitten te dezer zake in tijdnood, want zij moeten vóór 1 ja nuari a.s. met hun rapport bij de minister komen. Deze ont wikkeling staat helemaal los van de eigen ontwikkeling van het gewest en dat heeft kennelijk toch wel enig misverstand en verwarring gewekt. De heer VAN EE: Krijgen wij daar inzage van? De VOORZITTER Wij hebben gedeputeerde staten ge vraagd ons exemplaren te sturen. Er ligt één exemplaar ter inzage, maar ik heb begrepen dat er prijs wordt gesteld op meer exemplaren Daar zouden wij bij kunnen doen onze brief aan het Samenwerkingsorgaan Eemland. Dan is de raad ook op de hoogte van onze opmerkingen hierover. Dames en heren. Het mag niet zo zijn, dat door het zich be moeien met details er voor het college geen tijd overblijft voor de beleidslijnen en de belangrijke zaken, heeft de heer Van Ee gezegd. Ik geloof dat het tot nu toe inderdaad niet gebeurd is, maar het kost wel een heel grote mate van in spanning om voldoende tijd te vinden én voor detailzaken (waarbij ik met name bedoel die zaken waarbij burgers op de een of andere manier direct betrokken zijn, die op zien zelf in het gehele kader niet belangrijk zijn, maar voor de betrokkenen wel belangrijk zijn) én voor de grotere en be langrijke zaken en ontwikkelingen. Het is tot nu toe gelukt en wij hopen maar dat het blijft lukken. Als het niet meer zou lukken, dan zou dat onherroepelijk een verwijdering tus sen het bestuur en de bestuurde betekenen. 192

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 199