Spreker geeft het college in overweging om, zolang de
minister nog niet met een vastgesteld bedrag is geko
men - hetgeen al een paar jaar in uitzicht is gesteld -
in ieder geval op de begroting voor het volgend jaar
met de wensen, geuit in het, aan het college gerichte
schrijven, waar enigszins mogelijk, rekening te houden.
Wethouder EBBERS zegt, dat de onderhavige admini
stratiekosten jaar voorjaar worden aangevraagd. Het
is geen eenvoudige zaak om voor de komende begro
ting de door de heer Verheus opgeworpen kwestie op
nieuw te bezien, want dan zou men helemaal moe
ten uitspitten wat precies daaraan ten koste zou moe
ten vallen. Dit bedrag wordt door gedeputeerde sta
ten goedgekeurd. De heer Verheus zou daartegen bij
wijze van spreken in protest kunnen gaan en een ho
gere vergoeding kunnen vragen.
Met betrekking tot dit stuk wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
d. Brief d.d. 2 oktober 1971 van de heer H.G.J. Ja
ger inzake de groenvoorziening in het Soesterveen -
met voorstel adressant conform de bij de stukken ter
inzage gelegde concept-brief te berichten.
Mevrouw KORTHUIS-ELION zegt, dat zij een zin in
de concept-brief niet helemaal passend vindt. In de
vijfde alinea staat:
„Alhoewel deze vernielingen uiteraard betreurd moe
ten worden, kan niet gesteld worden dat hier sprake
is van een abnormale situatie".
Dit woord „abnormale" is hier niet op zijn plaats.
Het is gewoon ergerlijk, abnormaal dat dergelijke
vernielingen plaatsvinden.
Waarschijnlijk bedoelt het college dat deze situatie
niet overmatig abnormaal is in vergelijking met ande
re abnormale situaties; maar het blijft abnormaal. Om
een verkeerde indruk te voorkomen, zou het woord
„abnormale" geschrapt dienen te worden. Gezegd zou
kunnen worden: Helaas komen deze vernielingen voor,
zij kunnen echter moeilijk worden voorkomen.
De heer VAN EE zegt, dat de concept-brief aan de
heer Jager voor spreker aanleiding was, in de betrok
ken commissievergadering dieper in te gaan op het
door de heer Jager aangesneden probleem van de ver
nielingen aan het groen in het Soesterveen. De verniel
zucht, de agressie van een deel van de jeugd, is een
belangrijk probleem van de samenleving. De trieste
consequentie van de vernielzucht is, dat daardoor de
kosten van een toch al zo kostbaar gemeentelijk appa
raat, de plantsoenendienst, onnodig opgevoerd wor
den. De door de heer Jager gesuggereerde oplossing
om verdere vernielingen te voorkomen - hetgeen op
zichzelf ook alweer een nutteloze geldverspilling is -
is niet gelukkig. Het antwoord van het college spreekt
spreker meer aan, omdat daarin de kern van het pro
bleem wordt aangestipt, nl. dat wellicht de voor
naamste oorzaak een mentaliteitskwestie is. De brief
aan de heer Jager is - dit zegt het college zelf - daarom on
voldoende. Er moet meer gebeuren. Het gaat hier om
de mentale instelling van een aantal partijen: het kind,
de ouders en de omwonenden.
De omwonenden met elkaar dragen de verantwoorde
lijkheid om erop toe te zien, dat het leefmilieu in hun
eigen omgeving optimaal blijft en niet onnodig aange
tast wordt.
Spreker heeft in de bedoelde commissievergadering
een aantal suggesties gedaan. Ten eerste heeft hij de
opvoeding van de ouders en de omwonenden ter
sprake gebracht en in dit verband gewezen op
inschakeling van de voorlichtingsambtenaar. Ten
tweede heeft hij de mogelijkheid geopperd van vrij
willige inschakeling van de jeugd, bijv. op de vrije
woensdagmiddag. Bij dit laatste stond hem het voor
beeld voor ogen van de scholieren die nog niet zo lang
geleden onder leiding van een onderwijzer op een
vrije middag een stuk drooggevallen oever van de Rijn
hebben schoongemaakt. Voorwaar, een loflijk initia
tief van de desbetreffende onderwijzer.
In de brief aan de heer Jager zegt het college, dat het
onderhavige probleem onder de aandacht van de
schoolhoofden zal worden gebracht. Over dit punt is
in de commissie een opmerking gemaakt, waarop spre
ker nu niet verder wil ingaan. Wel wil hij wijzen op
een interessant artikel, dat in dit verband in de Volks
krant van hedenmorgen is verschenen. Onder de kop
„Milieu-voorlichting op lagere scholen" staat:
„De Raad van Europa heeft een beroep op de zeven
tien aangesloten regeringen gedaan, op de scholen
een campagne te beginnen om de leerlingen te door
dringen van hun persoonlijke en collectieve verant
woordelijkheid voor een gezond levensmilieu.
Het programma, dat het ministercomité heeft goed
gekeurd, voorziet in voorlichting, op lagere en middel
bare scholen over de beginselen van ecologie.
Door de leerlingen uiteen te zetten hoe de mens ge
bruik maakt van de natuur en haar verandert, zullen
zij hopelijk een beter begrip krijgen van het milieu
waarin zij leven, aldus de Raad."
Spreker is bang dat schoolhoofden in de toekomst
met dit probleem zullen worden geconfronteerd.
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES
zegt, dat zij aan het voortreffelijke betoog van de
heer Van Ee niet zo veel meer heeft toe te voegen. Zij
heeft ongeveer dezelfde opmerkingen gemaakt in de
onderwijscommissie. Er ligt in deze natuurlijk een
enorme verantwoordelijkheid bij de ouders, maar dit
is geen reden voor een andere instantie die ook met
de kinderen te maken heeft, om niet ook dit probleem
aan te vatten, als in eerste instantie - de ouders - het
erbij laten zitten, hetgeen tegenwoordig nogal eens
het geval is. Daarom heeft spreekster in de onderwijs
commissie de dringende vraag gesteld, of er geen taak
voor de scholen was weggelegd, die dit probleem in de
ouderraad kunnen brengen en zo naar de diverse ouder
commissies. Op deze wijze zou er wellicht een samen
spel tot stand kunnen komen tussen het onderwijzend
personeel en de ouders van de kinderen.
Spreekster heeft in de onderwijscommissie verder de
vraag opgeworpen, of het niet mogelijk zou zijn,
groepjes kinderen uit het Soesterveen bij het inboeten
van nieuwe planten aanwezig te doen zijn, zodat zij
zien wat er voor kostbaar goed in de grond gaat. Als
zij er dan later tussen spelen, zullen zij er veel meer
besef van hebben, hoe moeizaam de beplantingen tot
stand zijn gebracht. Zij woont daar en heeft zelf klei
ne kinderen. Zij zegt hen altijd dat zij niet door de
perken mogen lopen en dat niets mag worden afgerukt.
Maar je ziet het ze toch doen, niet zozeer wellicht als
andere kinderen die er met stokken op losslaan. Dat
komt, omdat zij er geen begrip van hebben met hoe
veel zorg en moeite daar het een en ander is opge
kweekt. Toen haar kinderen na het eerste jaar zelf in
een tuin hadden gezien hoe het ging, heeft zij hen
daarna de natuur niet meer zien vernielen.
De heer PIEREN zegt, dat het hier om een bekend
218