de ballpointstrepen er niet op.
De heer BLAAUW merkt op dat die strepen er verle
den week, ten tijde van de vergadering der commissie
grondbedrijf, al op stonden.
De VOORZITTER zegt dat dat in de commissie voor
de beroepschriften niet het geval was. In ieder geval
behoeft men er geen rekening mee te houden.
De heer VAN EE heeft het gevoel dat er een probleem
is gerezen doordat burgemeester en wethouders, die
handelen naar bepaalde normen en wetten, zich in hun
autoriteit aangetast voelen doordat een door hen uit
gebracht advies door de commissie voor de beroep
schriften terzijde is gelegd.
De VOORZITTER zegt dat de heer Van Ee het abso
luut bij het verkeerde eind heeft.
De heer VAN EE meent dat het college van burge
meester en wethouders probeert op juridische gron
den een door de commissie genomen beslissing terug
te draaien.
De onderhavige beslissing van de commissie voor de
beroepschriften, die bepaalde rechten van de burgerij
en bepaalde wensen van individuen kan honoreren,
maar die niet altijd een beslissing zal nemen tegen een
advies van het college in, wordt door spreker juist ge
acht. Hij vreest alleen dat als het voorstel van de com
missie door de raad wordt aangenomen, er een soort
lawine van beroepschriften naar de raad zal kunnen
komen, doordat iedereen wiens aanvrage om een
bouwvergunning wordt afgewezen, zal proberen de
afwijzing via het indienen van een beroepschrift onge
daan te doen maken. Hij ontkomt niet aan het gevoel
dat deze vrees bij de standpuntbepaling van het colle
ge een grote rol speelt.
De heer VAN POPPELEN merkt op dat de schoon
heidscommissie de zaken vooral op esthetische mo
tieven beoordeelt en dat haar adviezen aan het college
inderdaad de esthetica moeten betreffen. Vele zaken
hebben behalve een esthetisch aspect bijv. ook een
economisch of sociaal aspect. Daarom is het van be
lang dat elke zaak in haar totaliteit en op haar eigen
merites wordt bekeken. In dit verband is spreker blij
met de opmerking van de heer Pieren dat het onder
havige voorstel van de commissie voor de beroep
schriften niet als een precedent moet worden be
schouwd. Wordt het wel als een precedent beschouwd,
dan zit men op een gevaarlijk terrein. Het moet niet
zo zijn, dat steeds als het college een aanvrage om een
vergunning afwijst, de raad op voorstel van de com
missie voor de beroepschriften de vergunning toch
verleent. Het lijkt hem juist dat men telkens ten aan
zien van de esthetica bekijkt wat de schoonheidscom
missie naar voren brengt en ten aanzien van eventuele
andere aspecten zelfstandig een standpunt inneemt.
De heer OLDENBOOM is onder de indruk van het
betoog van mevrouw Walter.
Spreker meent dat er in dezen twee zaken meespelen,
namelijk: 1. het advies van de welstandscommissie,
2. de factoren die aanleiding geven om de vergunning
toch te verlenen. Deze factoren zijn naar zijn gevoel
subjectieve factoren van degene die de aanvrage heeft
ingediend. Hij zou graag van de commissie voor de be
roepschriften vernemen op grond van welke criteria
zij de urgentie van de aanvragen beoordeelt.
De heer PIEREN (namens de commissie voor de be
roepschriften) zegt dat hij niet kan antwoorden op
de vraag welke criteria de commissie in acht neemt bij
de beoordeling van aanvragen. Dat hangt namelijk van
de aanvragen op zich zelf af. Wanneer de heer Olden-
boom heeft gedoeld op de onderhavige aanvrage, wil
spreker daar wel even nader op ingaan ten aanzien van
het advies van de schoonheidscommissie, hoewel er in
dit opzicht het een en ander in het voorstel van de
commissie voor de beroepschriften staat.
De schoonheidscommissie heeft bij de behandeling
van de aanvrage van de heer Fugers gesteld: Deze dak
kapel liever niet, maar wel daar net boven een dakka
pel van gelijke grootte als de reeds aanwezige dakkapel.
Toen dit niet mogelijk bleek wegens de aanwezigheid
van een schoorsteen, een overloop en een trap op de
betrokken plaats in het huis, heeft de schoonheids
commissie gezegd: Dan maar een heel groot dakraam.
De commissie voor de beroepschriften vond zo'n
groot dakraam niet mooi en heeft daarom gezegd: Dan
kan beter de grote dakkapel worden toegestaan. Daar
bij heeft meegespeeld het feit dat de betrokkene aan
zo'n groot dakraam niets zou hebben, aangezien daar
mede niet de ruimte zou worden geschapen die hij
wenst en die wel zou worden verkregen door verwe
zenlijking van de aangevraagde dakkapel. Een en ander
betekent dat de esthetica en de belangen van de be
trokkene door elkaar heen hebben gespeeld.
De heer JONKER zegt dat de schoonheidscommissie
vooral op esthetische gronden beoordeelt en daarvoor
haar eigen maatstaven heeft. Deze maatstaven zijn
thans niet in het geding en men kan dus niet stellen,
dat na aanneming van het onderhavige voorstel het
hek van de dam is en in het vervolg ieder advies van de
schoonheidscommissie de grond in wordt geboord.
Zou dit laatste wel het geval zijn, dan kan men de
schoonheidscommissie net zo goed afschaffen. Maar
het is per se niet het geval.
Naar sprekers mening kan men het gerust aan de
grondige voorbereiding van de commissie voor de be
roepschriften, waarvan de commissie deze keer blijk
heeft gegeven, overlaten dat per geval de zaak goed be
keken wordt. De leden van deze commissie bekijken
de zaak van hun kant. Zij gaan daarbij wel eens wat
verder dan men met het gewone gezonde verstand
goed acht.
Bij het bekijken van het huis van de heer Fugers heeft
spreker getracht zich voor te stellen hoe het er met de
aangevraagde dakkapel zou uitzien. Dat kostte hem
grote moeite, doordat het uitzicht op het betrokken
gedeelte van het huis wordt belemmerd door een gro
te boom. Hij acht het waarschijnlijk dat de schoon
heidscommissie is uitgegaan van de situatie in de win
ter, wanneer de bladeren van de bomen af zijn.
Spreker zou graag van de wethouder mevrouw Walter
vernemen of het in Soest wel eens voorkomt, dat het
college op andere dan esthetische gronden afwijkt van
het advies van de schoonheidscommissie.
De VOORZITTER zegt dat het college een eigen me
ning kan hebben en dat het dus kan zijn, dat iets dat
naar de mening van de welstandscommissie niet vol
doet aan redelijke eisen van welstand, naar demening
van het college daaraan wel voldoet. De welstandscom
missie is een adviescollege, van welks advies het colle
ge van burgemeester en wethouders mag afwijken. Het
college van burgemeester en wethouders mag dus met
de welstandscommissie van mening verschillen over de
redelijke welstand.
De heer JONKER: Ik heb nu eigenlijk nog geen ant
woord op mijn vraag gehad Ik heb nietgevraagd of het