eisen van welstand voldoet. In feite komt het erop neer dat de commissie vindt, dat het bouwwerk wel aan redelijke eisen van welstand voldoet, maar dat de commissie die eisen anders ziet dan het college van burgemeester en wethouders. De VOORZITTER zegt dat er aan de formulering van het besluit uitgebreide discussies zijn voorafgegaan en dat volgens haar de commissie voor de beroepschrif ten het besluit willens en wetens zo heeft geformu leerd als het thans voorligt. Mevrouw ORANJE-ENTINK bevestigt dit. Wethouder DIJKSTRA meent, met alle respect voor de moeite die de commissie voor de beroepschriften zich gegeven heeft, dat de commissie voor de beroep schriften op een dwaalspoor is. De eerste taak van de commissie is zijns inziens: nagaan of burgemeester en wethouders de wet op de juiste manier hanteren. De commissie moet als het ware fungeren als een rechter in cassatie. Ze zou ook kunnen beoordelen of de be ginselen van goed bestuur zijn nageleefd. Deze dingen ziet spreker als de hoofdzaken die de commissie moet onderzoeken. Hij is het dan ook niet eens met de rui me interpretatie die mevrouw Korthuis naar voren heeft gebracht. De commissie heeft ruime aandacht aan alle menselijke en sociale aspecten gegeven. Dat is het recht van de personen die de commissie bemannen, maar niet de taak van de commissie. De heer PIEREN zegt dat de commissie ook ruime aandacht heeft gegeven aan de esthetische aspecten. De heer VAN POPPELEN vraagt wat de consequen ties zijn als de raad het door de commissie voor de be roepschriften voorgestelde besluit neemt en dat be sluit in strijd met de wet blijkt te zijn. De heer PIEREN merkt op dat als je dwaalt, je niet meer weet waar je heen moet. De commissie voor de beroepschriften heeft helemaal niet gedwaald. Ze heeft zeer uitvoerig over de zaak gediscussieerd. Er zijn juridische debatten geweest ten aanzien waarvan zou kunnen worden gezegd: De Hoge Raad is er niets bij. Spreker neemt de heer Dijkstra diens opmerking dat de commissie voor de beroepschriften heeft ge dwaald, dan ook erg kwalijk. Hij had zo'n opmerking van de heer Dijkstra niet verwacht. De VOORZITTER zegt als antwoord aan de heer Van Poppelen, dat als de raad het door de commissie voor de beroepschriften voorgestelde besluit neemt, er be paalde mogelijkheden zijn. In dit verband volstaat zij met voorlezing van artikel 76 van de Gemeentewet, luidende als volgt: „Als hoofd van den raad en van het college van burge meester en wethouders is hij" (de burgemeester) „be houdens de bepaling van artikel 209, onder a, met de uitvoering hunner besluiten belast. Het besluit dat, naar zijn oordeel, als strijdig met de wet of het algemeen belang, door Ons" (de Kroon) „kan worden geschorst of vernietigd, brengt hij niet ten uitvoer. Hij geeft van dit gevoelen binnen een dag na het ne men van het besluit kennis aan het college, dat het nam en aan Gedeputeerde Staten, die daarvan terstond aan Ons verslag doen. Hij is, indien dertig dagen na de dagteekening zijner kennisgeving aan Gedeputeerde Staten geene schor sing of vernietiging door Ons is bevolen, tot uitvoe ring verplicht." De heer JONKER vraagt zich af of de voorzitter niet bij voorbaat van deze afschuwelijke situatie zou kun nen worden bevrijd door de redactie van het besluit zodanig aan te passen, dat de kans op strijd met de wet niet aanwezig is. Ten einde tot een waterdichte redactie te komen zou men het voorstel desnoods een maand kunnen aanhouden. Men moet niet alleen de juridische kant, maar ook de belangen in het oog houden. De juridische kant is bij zonder belangrijk, maar is eigenlijk bedoeld voor het functioneren van de zaak in het belang van de burgers van Soest. Nu hij uit de woorden van de voorzitter heel duidelijk heeft geproefd, dat als de raad het voor gelegde besluit neemt, zij voor de afschuwelijke taak staat om dit besluit voor vernietiging te moeten voor dragen, zou hij ervoor willen pleiten, dat de zaak nog eens goed wordt bekeken. De VOORZITTER zegt dat nu het woord is aan de commissie voor de beroepschriften, die in dezen ter voorbereiding van het advies aan de raad de plaats van het college van burgemeester en wethouders heeft in genomen. De heer PIEREN (namens de commissie voor de be roepschriften) adviseert de raad om het voorstel van de heer Jonker niet over te nemen. De commissie voor de beroepschriften heeft zich zeer uitvoerig over de zaak beraden en heeft het besluit weloverwogen gere digeerd zoals het nu geredigeerd is. Mede gelet op alle aan de zaak verbonden aspecten zou spreker de redac tie van het besluit niet willen wijzigen. Het voorstel van de commissie voor de beroepschrif ten wordt hierna in stemming gebracht en aangenomen met 16 tegen 6 stemmen. Voor stemmen de leden: Smit, Jonker, Van Poppelen, mevrouw Korthuis-Elion, Smits, Blaauw, mevrouw Walma van der Molen-de Vries, mevrouw Alting-Am- brosius, Levinga, Van Logtenstein, Van Ee, Detmar, Grift, mevrouw Oranje-Entink, De Groot en Pieren. Tegen stemmen de leden: Oldenboom, mevrouw Wal- ter-van der Togt, Dijkstra, Ebbers, De Haan en Korte. De VOORZITTER deelt mede - ten einde niet binnen vierentwintig uur een aantal brieven te moeten ver zenden - dat zij gebruik zal maken van het recht dat haar in artikel 76 van de Gemeentewet is gegeven. 222 Voorstel tot het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan het bestuur van de Stichting Van der Huchtscholen te Soest voor het aanschaffen van meubilair. De VOORZITTER deelt mede, dat de onderwijscom missie zich met het voorstel kan verenigen en er geen bezwaar tegen heeft indien in plaats van een verduis teringsgordijn een daglichtscherm wordt aangeschaft. Wethouder DIJKSTRA zegt dat het bestuur van de Stichting Van der Huchtscholen nader heeft bericht, dat het op het punt verduisteringsmateriaal zijn aan vrage intrekt. Het voorstel wordt - met uitzondering van het op het verduisteringsgordijn betrekking hebbende gedeelte - zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 223 Voorstel tot voorlopige vaststelling van de uitgaven van het openbaar kleuteronderwijs over het jaar 1970 en het vijfjarig tijdvak 1966 t/m 1970. 224 Voorstel tot het verlenen van een voorschot op de vijfjaarlijkse afrekening 1966 t/m 1970 aan de bestu ren van bijzondere kleuterscholen in deze gemeente.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 123