onderzoeken het geld volop waard te zijn. Ernstig verontrust ben ik door de toenemende mate waarin de gemeente geld moet bijleggen op ons bosbezit. Verleden jaar bedroeg dit f. 57.595,dat was ook al een record - en dit jaar bedraagt het f. 63.055,-. Ik weet dat het exploiteren van bossen over het algemeen geen rendabele zaak is, maar naar mijn mening behoeft het toch niet zo veel geld te kos ten als nu. Voor bepaalde gedeelten van het bosbezit zou bijvoorbeeld naar een andere wijze van exploitatie kunnen worden gezocht. Er is op het ogenblik nog één vorm van bos bouw die behoorlijk rendabel is, nl. de teelt van kerstspar ren. Bij vorige begrotingsbehandelingen heb ik dit ook al on der de aandacht van het college gebracht, maar zonder resul taat. Toch wil ik de moeite nemen dit ook thans weer on der uw aandacht te brengen. Dit kan niet alleen het tekort verminderen, maar ook de gemeentelijke bossen aantrekkelij ker maken. Het betekent nl. een zekere variatie. Bovendien zal het ook de wildstand bevorderen; het wild vindt nl. in fijnspar- en douglasbossen een betere schuilgelegenheid dan in de houtopstanden die thans in een deel van de gemeente lijke bossen worden aangetroffen. Om al deze redenen wil ik dit punt graag in de aandacht van het college aanbevelen. Ik ben benieuwd naar de reactie van het college. Ik geloof dat het goed is dat wij even de moeilijke positie onder ogen zien waarin gemeentebesturen, wethouders en raadsleden verkeren. Terecht is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een dezer dagen een brief verzon den aan de kabinetsinformateur, waarin ernstige veront rusting wordt uitgesproken over de wijze waarop door het rijk en de provinciale overheid het werk van gemeentebe sturen wordt bemoeilijkt en verzwaard. Er wordt zelfs ge wezen op de consequentie dat het verloop onder wethou ders en raadsleden schrikbarende vormen gaat aannemen. Inderdaad is dit in veel plaatsen het geval. Gelukkig zijn wij hiervoor in onze gemeente nog gespaard. Weliswaar heeft verleden jaar een mutatie plaats gehad, maar dat was om geheel andere redenen. Wel was het voorzien in die vacature al enigszins moeilijk, Misschien heeft het door de V.N.G. gesignaleerde probleem daarbij al een rol ge speeld. Wij zullen er bij de hogere instanties met klem op moeten aandringen dat zij de taak van de gemeenten niet onnodig verzwaren, want zoals het nu gaat wordt een zwa re wissel getrokken op het uithoudingsvermogen en ook op de gezondheid van de raadsleden. Thans wil ik even reageren op enkele opmerkingen van voorgaande sprekers; dat kan gemakkelijk als je niet alles op papier hebt staan Vanavond is, zoals kon worden ver wacht, weer over de weg over de Eng gesproken. De voor- en tegenstanders daarvan zijn elkaar met woorden in de haren gevlogen, maar veel nieuws is daarbij niet aan de or de gekomen. Van de overzijde van de tafel zou men kun nen beluisteren dat de tegenstand daar niet zo fel meer is. Men stemt zelfs al in met een paar kleine stukjes; je zou kunnen zeggen: „Dan komt de rest er ook wel, want kom je over de hond, dan kom je ook over de staart". Mijn standpunt in dezen ligt nog altijd precies tussen die van voor- en tegenstanders in: wel een weg over de Eng, maar niet dé weg over de Eng, dus de weg die f. 30 mil joen of meer zou gaan kosten. Over de openbare commissievergaderingen heb ik bij voor gaande begrotingsbehandelingen al veel gezegd. Dat heeft ook wel enig resultaat gehad, ook dank zij de steun die ik van andere fracties heb gekregen. Ik geloof niet dat het op het ogenblik nodig is met klem aan te dringen op meer openbare commissievergaderingen. Die vergaderingen vol doen zo goed - je hoort geen enkele wanklank dat van lieverlee wel meer commissies zullen worden „opengebro ken". Wat ik wilde zeggen over de bevordering van het eigen woningbezit, wil ik reserveren voor de vergadering van de volgende week, wanneer dit onderwerp ongetwijfeld uit voerig ter sprake zal komen. Hetzelfde geldt voor de kos ten van het raadsverslag. Voorts wil ik graag de opmerkingen van de heer Van Pop- pelen met betrekking tot het handhaven van het ambtsge bed onderschrijven. In het bijzonder betuig ik ook mijn instemming met de woorden van de heer Pieren aan het slot van diens betoog, waarin hij waarschuwde tegen de zedelijke en morele verwildering van ons volk, die op het ogenblik inderdaad velen ernstig verontrust. Ik kan hier maar één weg wijzen. Wij kunnen ons afvragen: waartoe bestaat de mens? Zeker niet om elkander op de manier die door de heer Pieren werd gewraakt te benaderen. Wij kunnen maar één oplossing vinden en dat is het terugke ren tot de weg van God, de Schepper van hemel en aarde, die ons verboden heeft dood te slaan, echt te breken en onzedelijke handelingen te plegen, die ons verboden heeft te stelen en te liegen. Dit alles wordt thans volop in het openbaar bedreven; je zou zelfs kunnen zeggen dat het via bepaalde media wordt aangemoedigd, Nu ik aan het slot van mijn betoog kom, heb ik een belof te in te lossen. Ik wil niet bij anderen achter blijven en daarom wil ik mijn waardering uitspreken voor uw optre den in deze gemeente, mevrouw de voorzitter, en met na me ook voor de wijze waarop u de vergaderingen van de raad leidt. Dit heeft tot gevolg dat de besprekingen kort, zakelijk en succesvol kunnen zijn. Met de heer Pieren ben ik het eens dat het resultaat van de benoemingsprocedure omgekeerd evenredig is aan het verloop van die procedu re. Herinnerend aan de zojuist door mij geschetste moeilijk heden waarin wij als gemeentebestuurders verkeren, wil ik eindigen met u en ons allen de zegen van God toe te wen sen. Wij zullen ook in het komende jaar gezondheid en kracht, maar vooral ook veel wijsheid nodig hebben om onze gemeente te besturen. Ik hoop dat wij die wijsheid mogen verwachten waar zij alleen te verwachten is, want - en nu citeer ik uit de Bijbel het boek der Spreuken - „De vreze des Heren is het beginsel van de wijsheid". De VOORZITTER: Dames en heren! Hiermee zijn wij aan het einde van de eerste ronde van de kant van de raad. Ik stel voor de vergadering thans een minuut of tien te schorsen, waarna wij zullen trachten op de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen te antwoorden. Ik schors de vergadering. Na heropening van de vergadering spreekt de VOORZITTER als volgt: Dames en heren! Het woord is thans aan het college, waarbij ik de spits mag afbijten. Ik was vanmiddag in het gemeentehuis van Bunschoten voor een vergadering van het Samenwerkingsorgaan Eemland In de raadszaal van Bunschoten hangt de volgende spreuk: „Alle man van pas te maken en door iedereen bemind, zijn d'onmogelijkste zaken die men in de wereld vindt." Vanmiddag dacht ik dat dit vanavond een goed motto voor het college zou kunnen zijn, maar nadat wij u als college hebben aangehoord en hebben geconstateerd dat de mees ten uwer begonnen of geëindigd zijn met woorden van dank en met complimenten aan het adres van het college en aan dat van de ambtenaren, heb ik bijna het gevoel dat wij dit motto vanavond eigenlijk helemaal niet nodig hebben. Natuurlijk is het college blij met de lof die het is toegezwaaid, en uiteraard zijn wij met u van mening dat al het werk dat in deze gemeente gebeurt, nooit zou kun- nen van reid meei ken ring raad: danl het 1 over] u nif dit z Het gesp: voor tings leg e onde zuini geleg maal doet ons i het l S1 de gen - luch' wij 3 iets woei teruj Er is nierr de b waar Men aller kan t geve en b 1 kosl moe de b 1 nog waa r Ik g f de ii bur£ 1 baar nen de d spre stan De v spra, heel te. V miss raad kuni kom elerr Er is licht lijke grot pers 154

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 159