waarmede het Samenwerkingsorgaan Eemland thans bezig
is, is het opmaken van een structuurschets van de regio. Dat
is natuurlijk gpen simpel werk. Een paar jaar geleden is daar
voor aangetrokken een organisatieteam met belangrijke
mensen als de heer De Ranitz voor de ruimtelijke ordening,
het bureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
voor het sociografisch onderzoek en prof. Schaechterle - die
zijn bureau in Ulm heeft, hetgeen ook niet zo gemakkelijk
is - voor de verkeersstructuren. Tot nu toe is van dit team
nog niets naar buiten gekomen. Het vorig jaar is ter begelei
ding van dit team een werkgroep structuurbeleid Eemland
in het leven geroepen. Voor de structuurschets is een hoop
voorbereidend werk gedaan, er zijn interviews gehouden met
gemeentebesturen, er zijn allerlei rapporten van de gemeen
ten naar het Samenwerkingsorgaan gestuurd. Zo langzamer
hand krijgt men echter wel eens de indruk, dat iedereen al
les van elkaar aan het overschrijven is. Dat is dan ook weer
iets dat wij wel eens tegen de externe adviseurs hebben.
Wanneer er hier een rapport is en ook in Baarn en in
Amersfoort en deze rapporten worden wat samengeschreven,
dan vraagt men zich wel eens af of ook niet iemand uit het
eigen gemeentelijk apparaat dit had kunnen verzorgen. Ik
kan de heer Van Poppelen nog geen antwoord geven op
zijn vraag wat het organisatieteam uiteindelijk zal doen. Er
zal de raad over enige tijd een voorstel bereiken om een
extra krediet beschikbaar te stellen, omdat het geld dat ge
voteerd was voor het organisatieteam, begint op te raken.
De vraag hoe Soest moet groeien,, kan niet helemaal alleen
door Soest worden beantwoord. Men zal deze kwestie moe
ten bekijken in het geheel van de regio. Als men ziet dat
de prognoses voor het landelijk inwonertal, vergeleken met
een aantal jaren geleden, een stuk lager liggen, dan zullen
de getallen voor de regio en voor Soest ook omlaag moeten.
Dat neemt niet weg dat wij natuurlijk, willen wij vanuit
Soest een goede inbreng hebben, ook in het regionale ge
sprek, de kwestie van de groei, mede in verband met plano
logische ontwikkelingen, zo goed mogelijk moeten bekij
ken. Je kunt een en ander natuurlijk nooit alleen als ge
meente Soest bekijken, omdat je ook bepaalde verplichtin
gen hebt tegenover het landelijk groeiproces.
Met betrekking tot de brandweer is gevraagd of, wanneer
de brandweer voor derden optreedt en het niet direct om
een brand of calamiteit gaat, de kosten van die werkzaam
heden in rekening worden gebracht. Dat gebeurt inderdaad.
Wanneer bijvoorbeeld een vrachtauto omvalt en er olie op
de weg komt, wordt het opruimen van die olie in het alge
meen in rekening gebracht aan degene die dat ongeval
heeft veroorzaakt. Ook wanneer bepaalde bouwonderne
mingen een enkele keer onze mooie, dure, hoge ladder wil
len lenen, wordt dat in rekening gebracht. Moet de ladder
worden gebruikt bij een ongeluk met een lift of iets derge
lijks, dan wordt bekeken of zoiets moet worden begrepen
onder hulpverlening of niet. Men zou natuurlijk alles in re
kening kunnen brengen, want de brandweer treedt altijd
op ten behoeve van anderen, maar alleen wat niet tot de
normale calamiteiten kan worden gerekend, wordt in reke
ning gebracht.
Ik mag wel zeggen dat het college met de raad van mening
is dat wij in Soest en Soesterberg goede brandweerkorpsen
hebben en dat wij daarop trots mogen zijn. Wij spreken de
hoop uit dat de huisvesting en de uitbreiding van het mate
riaal voor de brandweer in Soesterberg het volgend jaar tot
stand zullen komen, voordat het korps zijn 50-jarig jubileum
viert.
Evenals de raad is het college van mening dat de planning
van een nieuw politiebureau echt ter hand moet worden
genomen, wil men niet genoodzaakt zijn over vijf of zes jaar
opnieuw een houten noodgebouw te plaatsen. De narigheid
die er nu geweest is, is tijdelijk opgelost door een houten
noodgebouw, maar dat komt niet zo snel van de grond,
want daarvoor regent het in deze tijd te veel. Wij zullen nu
op zeer korte termijn moeten kunnen zeggen waar het poli
tiebureau ongeveer zal moeten komen te staan. Daarna zul
len wij een architect - het liefst een architect die al enige po
litiebureaus heeft gebouwd - opdracht moeten geven een
ontwerp te maken.
In verband met de politie is ook gesproken over de verniel
zucht die in Soest haar intrede heeft gedaan. Gezegd is dat
de politie meer verbaliserend zou moeten optreden. Ik
meen dat dit in voldoende mate geschiedt. Men zal dit niet
moeten overdrijven, want ook op andere wijze kan men te
genover jongelui nog wel iets beginnen. De surveillance van
de politie is heel goed, ook in de nacht. Van mensen buiten
Soest heb ik gehoord dat wij bij de onderwereld slecht aan
geschreven staan, omdat in Soest nogal eens diefstallen
worden opgelost. Verhoudingsgewijze worden wij niet zo
ernstig door de onderwereld bezocht.
De woorden die de heer Pieren aan het slot van diens be
toog heeft gesproken, onderschrijf ik. Ik meen dat ook de
politie in dezen een taak heeft en dat misschien ook het
welzijnsbeleid en het cultureel beleid daarop enige invloed
zouden kunnen hebben. Ik ben blij dat gezegd is dat het
maar een heel klein gedeelte van de jeugd is die zich met
het uitoefenen van terreur bezighoudt. Gelukkig is het
grootste deel van de jeugd positief ingesteld.
De heer Jonker moet ik zeggen dat het college nog steeds
niet het idee heeft dat het goed zou zijn het publiek tijdens
raadsvergaderingen te laten meespreken. Als raad moet u
op uw rechten staan, want u bent nog altijd de gekozen
vertegenwoordigers van de bevolking van Soest. U hebt be
paalde rechten en nog meer plichten. Ik meen niet dat de
raadsvergaderingen boeiender zouden worden als de sug
gestie van de heer Jonker werd opgevolgd. De raad zorgt
zelf wel voor boeiende betogen. De heer Jonker heeft voor
speld dat deze avond zo'n saaie avond zou zijn, maar dat
gevoel heb ik helemaal niet.
De heer JONKER: Ik geloof dat, als ik die opmerking
twee maanden geleden niet had gemaakt, deze avond aan
merkelijk saaier zou zijn geweest.
De VOORZITTER'. Dan mogen wij u voor die opmerking
erg dankbaar zijn.
Ten aanzien van uw suggestie staan wij op het standpunt
dat de burgerij - en dan de burgerij die bij een bepaalde
zaak betrokken is - moet kunnen meespreken wanneer be
paalde zaken aan de orde zijn waarbij men direct belang
heeft. Het gewone spel moet door raad en college worden
gespeeld, waarbij de raad dan de gevoelens van de burgerij
kan vertolken. Ook meen ik niet dat de burgert^ moet wor
den betrokken bij de maandelijkse informele raadsvergade
ringen, of, beter gezegd, de maandelijkse bijeenkomsten
van de raad waarin bepaalde problemen worden toegelicht
en behandeld.
Met betrekking tot het gemeentelijk bosbezit, dat 550 ha
bedraagt, heeft de heer De Groot gezegd dat het onderhoud
daarvan nogal duur is. Het onderhoud is op het ogenblik
opgedragen aan de Heidemaatschappij, die net de vorige
week na enig aandringen het werkplan voor 1973 heeft inge
stuurd. Naar aanleiding daarvan hebben wij tegenover de
Heidemaatschappij enige opmerkingen uitgesproken, met
name dat de geraamde opbrengsten nogal laag berekend wa
ren. Dit is een zaak die het college op het ogenblik bezig
houdt.
De heer De Groot heeft gepleit voor de teelt van kerstspar-