271
272
sport-spelzaal komt aan de Ossendamweg, aangren
zend aan het terrein van de Minister De Visserschool.
Zij komt niet op het terrein van de Van der Hucht-
school. Wanneer medio 1974 de m.a.v.o.-i.v.o.-
school gereed is, zal een aantal noodlokalen die nu
langs de Paulus Potterlaan staan, kunnen verdwijnen.
Door die opruiming en door de gelijktijdige verbou
wing van de Koningin Emmaschool, ontstaat er ruim
te om er een gewoon gymnastieklokaal neer te zetten.
Of dat een sport-spelzaal zal kunnen worden, betwij
felt spreker.
De heer JONKER is van mening dat men beide zaken
zal kunnen scheiden. Men kan zeggen: Halverwege
1974 kunnen wij de noodlokalen van de Van der
Huchtschool tegen de grond gooien om daar een gym
nastieklokaal neer te zetten. Wat er verder gebeurt
met de Koningin Emma-huishoudschool is een ander
probleem. Hij ziet niet in waarom het noodzakelijk is
deze beide zaken aan elkaar te koppelen. Als hij de
wethouder goed heeft begrepen, zal dat gymnastieklo
kaal voor beide scholen en voor een ruime buurt er
omheen kunnen dienen.
Wethouder DIJKSTRA repliceert dat het terrein waar
over de Koningin Emmaschool thans beschikt, vrijwel
geheel nodig zal zijn voor de verbouwing. Om daar
een gymnastieklokaal te kunnen bouwen, moet men
dus niet alleen beschikken over het geringe resterende
terrein van de Koningin Emmaschool, maar ook over
de vrijkomende grond bij opruiming van een aantal
noodlokalen van de Van der Huchtschool. Een en an
der hangt dus met elkaar samen.
De heer JONKER: Er komen dus twee gymnastieklo
kalen.
Wethouder DIJKSTRA: Neen, was dat maar waar!
De VOORZITTER: Het is één terrein.
Wethouder DIJKSTRA bevestigt dat het één terrein
is, dat voor tweederde deel ligt op het grondgebied
van de Van der Huchtschool en voor eenderde op het
resterende hoekje terrein van de Koningin Emma
school. Een en ander hangt dus samen.
De heer JONKER gelooft dat hij het begint te begrij
pen. Hij had eerst het idee dat het ging over de noodlo
kalen van de Van der Huchtschool die aan de Albert
Cuyplaan liggen. Daar is ruimte genoeg om een gymnas
tieklokaal te plannen. Dit is echter kennelijk niet de
bedoeling. Het gaat om de noodlokalen die ergens tus
sen gefrommeld zijn en daar zou men een gymnastiek
lokaal willen maken.
Wethouder DIJKSTRA: De bedoeling is het gehele
overblijvende terrein te „poolen" en te bekijken waar
wij het best het gymnastieklokaal kunnen neerzetten.
De VOORZITTER stelt vervolgens met betrekking tot
volgnr. 8.25.12, Vergoeding van de kosten van bijzon
dere scholen, bedoeld in artikel 101 der L.O.-wet
1920, aan de orde:
Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling
voor het jaar 1973:
a. als bedoeld bij artikel 55bis der Lager-onderwijs-
wet 1920 voor het gewoon lager onderwijs.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De VOORZITTER stelt ten aanzien van volgnr.
8.25.14, Beloning van vakonderwijzers, aan de orde:
Voorstel tot vaststelling van het getal wekelijkse les
uren vakonderwijs aan de openbare scholen voor g.l.o.
voor het jaar 1973.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
PAR. 3b. BIJZONDER BUITENGEWOON ONDER
WIJS.
De VOORZITTER stelt met betrekking tot volgnr.
8.35.04, Vergoeding aan besturen van bijzondere
scholen ingevolge artikel 189 van het besluit buiten
gewoon onderwijs 1967, aan de orde:
273 Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling
voor het jaar 1973:
b. als bedoeld bij artikel 189, 5e lid van het Besluit
Buitengewoon Onderwijs 1967 voor het buitenge
woon onderwijs.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
PAR. 6. ONDERWIJS VOOR ZOVER NIET TE
VERANTWOORDEN OP EEN VAN DE VORIGE
PARAGRAFEN.
De VOORZITTER stelt bij volgnr. 8.60.07, Bijdragen
in de kosten van instructiezwemmen, aan de orde het
ingekomen stuk:
b. Brief van het hoofdenconvent Soest/Soesterberg
d.d. 9 september 1972 inzake de ouderbijdrage in de
kosten van het instructiezwemmen met voorstel hier
omtrent een beslissing te nemen.
De VOORZITTER deelt mede dat het hoofdencon
vent in zijn brief verzoekt de ouderbijdrage in de kos
ten van het schoolzwemmen af te schaffen en dit
schoolzwemmen dus eigenlijk kosteloos te doen zijn.
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES
wil graag met zekerheid weten of men juridisch ge
zien het recht heeft voor het door kinderen verplicht
bijwonen van een lesuur, in dit geval een lesuur school
zwemmen, een bijdrage te vragen. Als dit juridisch
niet mogelijk is, behoeft men niet langer te discussië
ren. Is het juridisch wel mogelijk, dan is het stand
punt van haar fractie dat zij er geen been in ziet om
de ouders per jaar f. 17,— te laten betalen, uiteraard
met een vrijstelling voor degenen die het niet kunnen
betalen. Spreeksters rechtsgevoel verzet zich tegen een
verhoging van het aantal opcenten, omdat dan ieder
een moet meebetalen, of men zwemmende kinderen
heeft of niet.
Mevrouw ALTING-AMBROSIUS memoreert dat de
raad het principe-besluit heeft genomen dat de
ouders voor het schoolzwemmen moeten betalen. Als
men nu op de brief van het hoofdenconvent zou ant-
worden dat men dit weer ongedaan zou willen maken,
is dat wel de weg van de minste weerstand.
De heer SMITS vindt dit een eigenaardige zaak. De
raad heeft een beslissing genomen en nu zou de ge
meente opeens f. 23.800,- kwijt zijn aan incassokos
ten. Verder schijnt de bijdrage van de ouders niet eens
incasseerbaar te zijn. Is het voorstel dat de raad in
dertijd is gedaan wel voldoende overwogen? Zoals
het er nu uitziet, moet men de gehele gemeenschap
laten lijden onder een beslissing die voor een bepaal
de groep is genomen. Het zou spreker bijzonder spij
ten als men deze weg zou moeten opgaan.
Mevrouw ORANJE-ENTINK constateert dat er over
deze zaak een enorme verwarring is ontstaan. Eerst is
het dreigement geuit dat er, als de raad zegt: Het hoeft
niet meer, een belastingverhoging zal komen. Vanmor
gen hebben verschillende sprekers er van alles bij ge
haald: de cultuur, de sport, de burgerzin, wettelijke
maatregelen, het goedkoop zijn van de zwemlessen en
192