D. Brief d.d. 4 september 1971 van de dames C.C. van de
Voort-Wolters en H.M. Wolters-Parker, inzake het niet
volledig aanleggen van het trottoir van de Vondellaan om
dat de gemeenteniet alle grond heeft aangekocht.
Besloten wordt adressanten te berichten conform de bij
de stukken ter inzage gelegde concept-brief.
E. Brief d.d. 25 oktober 1971 van W. Floor, waarbij deze
mededeelt wel te willen medewerken aan de grondafstand
waardoor aan de levensgevaarlijke situatie aan de Laan
straat een einde kan komen, mits de gemeente medewerkt
aan de oplossing van het woonruimteprobleem.
Besloten wordt adressant te berichten conform de ter in
zage gelegde concept brief.
F. Brief van 3 december 1971, afdeling 3, nummer 870A/
3499, van gedeputeerde staten van Utrecht inzake het
vernieuwen van de toiletruimten in de Mariaschool voor
bijzonder lager onderwijs, met voorstel ter zake een be
slissing te nemen.
Mevrouw ORANJE-ENTINK merkt op, dat de toiletten
van de Mariaschool al meermalen onderwerp van gesprek
zijn geweest, in en buiten de raad, met ernst vanwege de
overheidsgelden die uitgegeven moeten worden, met een
spotternijtjedat W.C.'s zo exorbitant duur kunnen wor
den, dat ze wel een gouden bril schijnen te krijgen.
In de raadsvergadering van oktober 1968 kwam het eers
te verzoek om medewerking voor het vernieuwen van de
toiletten in de Mariaschool, waarbij de kosten geraamd
werden op f„ 42.000,-; daarvoor werd een krediet tot
dit bedrag gevoteerd. Er waren geldige redenen. De toi
letten voldeden niet aan de hygiënische eisen van de tijd
en bovendien was het intussen een gemengde school ge
worden, zodat er gescheiden W.C.'s voor jongens en meis
jes aanwezig moesten zijn.
Bij die gelegenheid werd er twijfel over uitgesproken of
dat voorstel de raad nog wel op tijd had bereikt, gezien
het feit dat de wet voorschrijft, dat binnen drie maanden
door de gemeenteraad een beslissing moet worden geno
men. Als spreekster het goed heeft begrepen, dan begint
die tijd te lopen vanaf de datum van de aanvraag, t.w. 8
juni 1968. De aanvraag was 18 juni 1968 binnengekomen,
terwijl de raadsvergadering waarin ze werd behandeld,
precies drie maanden daarna, namelijk op 16 oktober
1968 werd gehouden. De reden van de vertraging is toen
niet uit de verf gekomen. Misschien had men vanuit de
raad moeten doorvragen en doorvragen, net zo lang tot
dat ze te voorschijn was gekomen; een goede les voor een
volgende keer, om in gevallen als deze zeer duidelijk elk
gissen te voorkomen. Spreekster heeft het vermoeden dat
toen verzuimd was de inspecteur in te schakelen, want
het advies van de inspecteur is later gedateerd en nog weer
veel later kwam er een goedkeuring van die kant tot een
bedrag van een dikke f. 78.000,—.
Het in de loop der jaren steeds groeiende bedrag gaat
spreekster wel een beetje kopschuw maken voor bereke
ningen in het algemeen. Zij moet er zich liever geen voor
stelling van maken wat er zou gebeuren als kredieten bij
miljoenenprojecten uiteindelijk bijna dubbel zo hoog
blijken te zijn. Zij heeft dan ook de indruk gekregen, dat
in 1968 eigenlijk het ambtelijk apparaat had moeten zien,
er althans ernstige twijfel over had moeten hebben, dat
het vernieuwen van de W.C.'s niet voor een bedrag van
f. 42.000,- kon worden uitgevoerd.
In de vergadering van maart 1971 heeft de wethouder ge
zegd, dat feitelijk de raad in dit geval niet eens bevoegd
is op- of aanmerkingen te maken over de hoogte van het
te besteden bedrag. Formeel zou de raad zelfs de bevoegd
heid missen om zo'n uitgave kritisch te beoordelen. In
derdaad is de raad onbevoegd terug te komen op een
eenmaal principieel toegezegde medewerking, maar waar
gaat men heen, waar blijft men als de raad alleen princi
piële besluiten tot medewerking neemt en alleen maar mag
afwachten of ze misschien soms dubbel zo duur gaan wor
den? Dat zou betekenen alleen maar ja te mogen zeggen,
ja, ja en nog eens ja.
De V. V.D.-fractie vindt de presentatie van dit hele geval
slecht. Niet alleen deze fractie vond dit in de vergadering
van maart 1971, want het voorstel tot het bijna verdub
belen van het krediet werd toen met 14 tegen 9 stemmen
verworpen.
Nu vragen gedeputeerde staten de raad een besluit te ne
men. De V. V.D.-fractie zal dit dan ook hierbij doen, na
alle bezwaren nog eens op een rijtje gezet te hebben. De
verleiding om te persisteren bij het niet verlenen van een
hoger krediet is namelijk wel erg groot. De V.V.D.-frac
tie heeft echter geen aanleiding om een schoolbestuur dat
prima werk tenbehoeve van het onderwijs doet, te straf
fen; het schoolbestuur zou in ernstige financiële moeilijk
heden geraken en dat moet niet. Wie zulk goed werk ver
richt voor het onderwijs, moet niet nog eens een boete
opgelegd worden, omdat door een samenloop van om
standigheden misschien broddelwerk is gemaakt, vertra
gingen zijn opgetreden. De V. V.D.-fractie zal nu voor het
verlenen van het grotere krediet stemmen.
De heer SMITS gelooft, dat hij zich kan aansluiten bij de
zoëven door mevrouw Oranje gesproken woorden. De vo
rige keer heeft spreker tegen het hogere krediet gestemd.
Hij meent dat het juist is om er nu voor te stemmen. Er
is nader toegelicht wat de moeilijkheden zijn geweest bij
het schoolbestuur. Het was een nieuw bestuur, dat voor
de in het verleden gemaakte fouten kon opdraaien. Het
zou niet juist zijn, dit nieuwe bestuur daarmede te laten
zitten.
De wijze waarop gedeputeerde staten de zaak aan het ge
meentebestuur hebben teruggespeeld, heeft spreker wel
bevreemd. Hij heeft uit de woorden van de wethouder in
de vergadering van maart 1971 begrepen, dat zij het be
drag in kwestie zonder meer op het budget hadden kun
nen plaatsen. Het bevreemdt hem dat dit niet is gebeurd.
De heer VAN POPPELEN merkt op, dat het zijn fractie,
die de vorige keer in meerderheid voor het hogere krediet
heeft gestemd, verheugt dat de V. V.D.-fractie nu kan in
stemmen met het ter tafel liggende voorstel.
Het betrokken schoolbestuur heeft fouten gemaakt. Ook
van ambtelijke zijde zijn er fouten gemaakt. Omdat het
hier een schoolbestuur betreft dat pro Deo vrij veel werk
verzet in het belang van de gemeenschap en dat de finan
ciering min of meer ook al heeft gedaan, zou het een
moeilijke zaak worden als de fouten dih het mogelijk on
schuldig heeft gemaakt, door de raad zouden worden af
gestraft via het niet verlenen van het benodigde hogere
krediet.
Spreker kan zich aansluiten bij de opvatting van mevrouw
Oranje dat het voor de toekomst van belang is, dat alle
begrotingen kritisch worden bezien, opdat de bedragen
niet worden verdubbeld, zoals in deze het geval is geweest.
Hij heeft overigens van het schoolbestuur vernomen, dat
de in 1968 gemaakte ramingen in overeenstemming zijn
geweest met die van de betrokken onderwijsinspecteur en
min of meer (het'verschil bedroeg enkele duizenden gul
dens) met die van gemeentewerken.
De K. V.P.-fractie gaat akkoord met het verlenen van het
hogere krediet.
4